2567 Van Cornelis de Schepper
Brussel, 17 november 1531
Een hartelijke groet. Toen ik de dertiende van deze maand weer terug aan het hof was, vond LievenGa naar voetnoot1. uw brief daar; hij drong er meteen bij me op aan dat ik bij de zeer illustere koninginGa naar voetnoot2. een goed woordje voor hem zou doen. Ik kan evenwel geen invloed uitoefenen en ben bij haar alleen bekend doordat ik haar enkele keren een dienst heb bewezen. Daarom heb ik bij Nicolaus Olahus gepeild of er enig vooruitzicht was voor de brave jongeman, voor wie ik steeds geweldig veel sympathie heb gevoeld en van wie ik bij uitstek zou willen dat er goed voor hem gezorgd werd. Want zoals u terecht schrijft, doe ik niets anders dan een wervelend toneelstuk opvoeren en kan ik noch mezelf noch mijn vrienden tot voordeel zijn. Dat is mijn lot. Hoewel Olahus zei dat hij heel wat omwille van u en ook wel iets omwille van mij wilde doen, meende hij niettemin dat er goed voor Lieven gezorgd zou worden als u intussen een goed woordje bij de koningin zou doen.Ga naar voetnoot3. Daarom is het aan u zich al dan niet tegenover de jongeman verdienstelijk te maken. U hebt immers zo'n reputatie als deugdzaam en geleerd man dat u gemakkelijk iets voor elkaar kunt krijgen. Ik moet weer op weg voor een moeizame missie die weinig oplevert, zoals die van mij altijd zijn. Als mijn aanbevelingen evenwel iets kunnen uitrichten, zullen ze met plezier worden ingezet. Ik beveel me ten zeerste in uw gunst aan en wil u, die door zoveel werk in beslag genomen wordt, niet langer lastigvallen met een alledaagse manier van schrijven. Het ga u goed, zeer geëerde leermeester.
Van het hof dat zich in Brussel in Brabant bevindt, 17 november 1531
Cornelis de Schepper, van harte de uwe
Aan de zeer illustere heer Erasmus van Rotterdam, mijn geëerde leermeester