2540 Van Bernhard von Cles
[Stuttgart, 14-18 september 1531]
Aan Erasmus van Rotterdam
Toen ik had begrepen dat de koninklijke bode, die deze brief brengt, bij u in de buurt zou komen, wilde ik hem niet laten passeren zonder een brief van mij aan u; namelijk om u een bezoek te brengenGa naar voetnoot1. en u te laten weten dat ik de vurige wens koester voor mijn vertrek van uw honingzoete conversatie en plezierige gezelschap te mogen genieten. Als dat mogelijk is zonder dat u er ongemak van ondervindt, spoor ik u nadrukkelijk aan zich naar Speyer te spoeden.Ga naar voetnoot2. Daar zal uw aanwezigheid, ook los van mijn persoonlijke gevoelens, niet minder van nut zijn voor de hele christelijke godsdienst (aangezien dat het belangrijkste punt van bespreking is tijdens de keizerlijke rijksdag), dan wanneer u de tijd die u nog rest volledig aan schrijven en voortdurend lezen zou besteden. En als het mij ondertussen duidelijk zal worden dat u hebt besloten aan mijn wens tegemoet te komen, zal ik moeite doen dat er uitstekend in al uw behoeften voorzien zal worden. Maar omdat ik niets anders wil dan wat in uw belang is, laat ik alles aan uw keuze over, u, wie ik bij alles een plezier wil doen.