De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
2534 Aan Johann Rinck
| |
[pagina 57]
| |
hele leven tijd niets zo belangrijk vond als rustig studeren, iemand is geworden die een bod doet, koopt, voorwaarden stelt, garant staat, bouwt, en in plaats van de muzen te maken heeft met timmerlieden, smeden, metselaars en glazenmakers? Al deze zorgen, mijn beste Rinck, waar mijn natuur altijd van gruwde, hebben me bijna omgebracht, zo walgde ik ervan. En nog steeds ben ik een vreemdeling in mijn eigen huis, omdat ik, hoe ruim het ook is, geen nest heb waar ik dit broze lichaam met een gerust hart aan kan toevertrouwen. Ik liet één kamer voorzien van een schoorsteen en planken op de vloer en opzij, maar wegens de stank van de kalk zou ik me er nog niet aan durven toevertrouwen. Ik moet evenwel binnenkort verhuizen, wat hopelijk geluk en zegen brengt; want dat was nog niet het geval. Pijn in mijn linkervoet werd gevolgd door buikloop, die me nu voor de zevende dag in zijn greep heeft. Maar genoeg over mijn zaken. Ik zou zonder problemen de Rijn kunnen afzakken naar Keulen, maar omdat vrienden het afraadden, bleef ik hier en naar ik zie zal ik op de eerste zwaluwGa naar voetnoot7. moeten wachten. Want de koop van het huis zal me niet weerhouden, als de rest gaat zoals ik wil. Als voor u en de uwen alles naar wens gaat, is dat voor mij reden tot grote blijdschap en wens ik dat het zo mag blijven. Freiburg im Breisgau, 4 september, in het jaar 1531 na de geboorte van Christus |
|