De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
2523 Aan Alonso Ruiz de Virués
| |
[pagina 35]
| |
ten hij een broer voor je was: hij heeft dezelfde ouders, hij heeft dezelfde kloostergelofte afgelegd, hij is in hetzelfde klooster onder dezelfde godsdienstleraar opgevoed, hij is in dezelfde takken van wetenschap aan dezelfde universiteit onderwezen, hij wijdde zich tegelijk met jou aan de verheven taak om het volk te onderwijzen en was daar met evenveel vuur en vrucht mee bezig, hij was ten slotte wat alle uiterlijke kenmerken en innerlijke gaven betreft en zelfs in zijn manier van uitdrukken zo jouw evenbeeld, dat mensen die nog niet wisten dat er twee Viruéssen waren, geregeld in onzekerheid verkeerden wie van beiden ze hadden horen preken, Alonso of Jerónimo. Als terecht met een oud spreekwoord wordt gezegd ‘soort zoekt soort’,Ga naar voetnoot3. kan ik gemakkelijk raden hoe innig jullie door een zo wonderbaarlijke, allesomvattende gelijkenis met elkaar waren verbonden. Verder weet ik dat je al geruime tijd met ijver en succes met de christelijke filosofie bezig bent, zodat er geen gevaar is dat een menselijk voorval je geest doet wankelen. Aangezien we deze schat echter nog altijd ronddragen in aarden potten,Ga naar voetnoot4. kan ik gemakkelijk raden hoe pijnlijk je hart getroffen werd door je natuurlijke gevoelens. Toch denk ik dat die wond nu door de tijd zelf, die zelfs niet te genezen kwalen pleegt te helen, en - veel meer nog - door verstand en vroomheid allang genezen is, of zo verzacht dat je aanmerkelijk meer geestelijke vreugde voelt bij de herinnering aan je voortreffelijke broer, dan verdriet omdat je de overledene mist. En wat doet het er toe als hij langer geleefd had, aangezien hij, in korte tijd volmaakt geworden, lange tijden heeft vervuld?Ga naar voetnoot5. Lang geleefd heeft hij die, al is het in weinig jaren, veel talenten voor Christus heeft gewonnen.Ga naar voetnoot6. Naast al het andere, mijn beste Virués, heb ik vooral respect voor je broer omdat hij, hoewel hij niet serafijns of cherubijns was (want met die bijnamen worden zij graag aangeduid),Ga naar voetnoot7. maar tot de nakomelingschap van de heilige Benedictus behoorde, niettemin al zijn streven op een taak richtte die apostolischer, Christus welgevalliger en heilzamer voor Christus' kudde is dan welke andere ook. Benedictus onderwees vrome landarbeiders; jouw Jerónimo werkte bij voorkeur in de wijngaard van de Heer.Ga naar voetnoot8. In plaats van ploeg, hak, houweel, hark en wiedijzer gebruikte hij zijn tong, die door de Geest is onderricht, om goddeloze wanen uit de hoofden van de mensen te verdrijven, lichamelijke verlangens uiteen te jagen, de jonge bomen van de evange- | |
[pagina 36]
| |
lische vroomheid te planten en een overvloedige oogst naar de voorraadschuren van de Heer te brengen, in het besef diens pachter te zijn. Want het is beslist waar wat je schrijft, mijn beste Virués, dat er overal massa's mensen zijn die voor het volk preken, maar, zoals het oude spreekwoord zegt: velen dragen de bacchusstaf, maar weinigen zijn bacchanten,Ga naar voetnoot9. dat wil zeggen: weinigen onderwijzen zuiver en oprecht de christelijke filosofie. De eerste verdienste van Jerónimo is dus dat hij zich voldoende toerustte voor de heiligste taak die er is; de tweede dat hij zichzelf niet opdrong, maar afwachtte, tot hij naar het voorbeeld van Paulus door God geroepen werd. Met ‘geroepen’ bedoel ik dat hij in opdracht van de abt, op verzoek van het volk, waarvan de stem de stem van God is,Ga naar voetnoot10. en door smeekbeden van keizerin Isabella, een zeer geprezen vrouw, zich ertoe heeft laten verleiden dat werk te aanvaarden.Ga naar voetnoot11. De derde verdienste is dat hij bij het vervullen van zijn apostolische taak niet een willekeurige apostel, maar de belangrijkste onder de apostelen probeerde na te bootsen, namelijk die grootmoedige en edele Paulus, die zich nergens anders meer op liet voorstaan, dan dat hij zonder er iets voor te vragen het evangelie onderwees,Ga naar voetnoot12. dat wil zeggen dat hij zoveel werk, gevaar, ellende voor eigen kosten en levensonderhoud op zich nam, trotseerde, doorstond. De vrome man wist aan wie hij dat werk tegen rente uitleende, hij wist dat zijn beloning op een veilige plaats bewaard werd, bij een rechtvaardige rechter, ja, bij een zeer vrijgevige meester, die het honderdvoudige teruggeeft in deze tijd, en het eeuwige leven in de tijd die komt.Ga naar voetnoot13. Hoeveel genoegen deed mij deze passage uit je brief: ‘Hij vertrekt naar het hof, hij begint niet zichzelf te prediken, maar het bijzondere van zijn orde, geen verzinsels van mensen, maar Christus.’ Toen ik dat las, moest ik aan van alles denken wat ik geregeld bij predikanten hoor, tot mijn grote ergernis. Ik heb geen behoefte dat hier te vertellen. Alles riekt naar Thrasonische eerzuchtGa naar voetnoot14. en gewin. Degenen die tegenwoordig gevraagd worden naar de hoven van monarchen te komen, om niet te zeggen: daar binnenvallen, hebben de mond vol van armoede, maar willen vaak meteen een mijter hebben, vervolgens een kardinaalshoed en ten slotte de drievoudige kroon. Maar jouw Jerónimo maakte jacht voor Christus, niet voor zichzelf. Aan de pracht en praal, rijkdom, genoegens van het hof hield hij geen grotere schade over | |
[pagina 37]
| |
dan een vis aan het zout uit de zee. Omgeven door weelde tuchtigde hij zijn lichaam met vasten en maakte hij het onderdanig, om te voorkomen dat hij wellicht, terwijl hij preken voor anderen hield, zelf werd afgewezen.Ga naar voetnoot15. Het laatste bedrijf van het apostolische toneelstuk naderde, waarin de uitnemende acteur zichzelf overtrof. De bevelhebber Christus bood zijn soldaat de kans om zijn uitzonderlijke dapperheid voor iedereen zichtbaar te maken. Cornelius, de centurio, vroeg om een gesprek met Petrus en kreeg dat.Ga naar voetnoot16. Voor Jerónimo was een andere centurio bestemd, Stephanus,Ga naar voetnoot17. afkomstig uit Genua,Ga naar voetnoot18. die dorstte naar het evangelie. Een hevige, aanhoudende koorts verdreef zijn schroom, hij stuurt gezanten. Maar Jerónimo, die zich niet liet afschrikken door de besmettelijke ziekte, bezocht toen hij geroepen werd de man op zijn ziekbed, en dat meer dan eens; hij onderwees, gaf raad, spoorde aan, troostte, hoorde hartsgeheimen. Om kort te gaan, terwijl hij hem als voedsel het leven van de ziel toediende, nam hijzelf door de adem van de zieke de dood van het lichaam in zich op. Hier zal evenwel een boosaardige interpretator roepen: wat hij deed is niet nieuw, hetzelfde doen vele anderen, hij probeerde een stervende de buit afhandig te maken. Maar ook daarin volgde hij Paulus na, die op zo'n manier geld onder de mensen in Klein-Azië inzamelde om de armen te steunen, dat hijzelf daar niet alleen niets van kreeg, maar dat hij er zelfs voor waakte dat ook maar de schijn van verdenking op hem kon vallen.Ga naar voetnoot19. Ongeveer tienduizend dukaten liet Stephanus na, die droeg hij over aan Jerónimo, niet als aan een executeur-testamentair, maar om die naar eigen goeddunken voor vrome doeleinden te gebruiken. Als die man, die zo nuttig was voor het land, die som geld grotendeels zelf had gehouden, wie had durven beweren dat het niet voor vrome doeleinden was gebruikt? Hij nam zelf geen cent, hoewel er over het algemeen bijna niets is waarvan de besmetting gevaarlijker is dan van geld. Als hij het hele bedrag aan zijn klooster had geschonken, dat, zoals ik uit je brief begrijp, een grote rijkdom aan vroomheid bezit, maar zeer behoeftig is als het om geld gaat, en wat godsdienstige discipline betreft goed in elkaar zit, maar wat de zichtbare gebouwen betreft op instorten staat, wie zou niet de liefde van de man voor zijn medebroeders hebben goedgekeurd? Geen stuiver van zo'n groot bedrag ging naar mensen om hem heen, ook al zouden die misschien gaan morren. Zozeer waakte hij er met een werkelijk paulinische edelmoedigheid voor dat hij in zijn omgeving enige aanleiding | |
[pagina 38]
| |
zou geven tot verdenkingen, die altijd het slechte opzoeken. Het hele bedrag dat hem was toevertrouwd heeft hij uitgestort over de armen, en wel onmiddellijk; hij duldde niet dat bij hem bleef steken wat voor hen was bedoeld. Want wie treuzelt, lijkt tegen zijn zin te geven. Hij was zo'n zuiver christen, dat hij voor zichzelf meer bezorgd was vanwege het geld dan vanwege de pest. Het een schudde hij meteen van zich af, het andere bleef zitten. Hij begon immers, zoals je schrijft, vanaf de vierde dag na het overlijden van de centurio koortsig te worden; hij die geen geld wilde erven, erfde de ziekte. Dat was geen gewone dood, het was de gunst van een genadige godheid, die zijn sterke atleet tijdig naar de uitreiking van de prijs riep, om te voorkomen dat een langer oponthoud op aarde die zo zuivere ziel van hem met schande of dwaling zou bezoedelen. Vandaar dat hij zijn dood voorvoelde en zelfs voorspelde; en ook hierin leek hij op zijn meester: hij deinsde aanvankelijk terug voor de dood, dat hoorde bij de menselijke natuur. Maar weldra vatte de geest met wonderbaarlijk vertrouwen moed tegenover de dood, ook in dit opzicht Christus nabootsend. Van hem zijn immers de woorden: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan’,Ga naar voetnoot20. maar van hem zijn ook deze woorden: ‘Huil niet om mij’.Ga naar voetnoot21. Bovendien komen zowel de oorzaak als de tijd overeen. Terwijl hij probeerde een naaste te behouden offerde hij zijn leven op, stierf hij voor het evangelie, in dezelfde dagen waarin Christus voor ons is gedood. Ook het verschil in leeftijd was niet zo groot: hij stierf op 41-jarige leeftijd en onder de oude schrijvers zijn er die menen dat de Heer op die leeftijd stierf.Ga naar voetnoot22. Drie jaar heeft hij zich beziggehouden met zijn evangelische taak, zoveel tijd als ook Christus, naar men meent, heeft gepredikt. Al de tijd dat hij door de ziekte geveld was, bleef hij gloedvolle preken houden. De geestelijke kracht verdreef de lichamelijke moeheid; hij vermaande iedereen die aanwezig was, spoorde hen aan, bezwoer hun, en naar het voorbeeld van de Heiland, alleen niet met een schreeuw,Ga naar voetnoot23. blies hij de laatste adem uit. Je zou in hem een waarachtige en echte discipel van Christus kunnen zien, omdat hij zoveel heeft wat overeenstemt met de meester, zelfs wat uiterlijke zaken betreft, dat je niet mag twijfelen aan de overige geestelijke gaven. Je zou in hem ook een discipel van Paulus kunnen zien, die in zijn lichaam aanvulde wat aan Christus' lijden ontbrak.Ga naar voetnoot24. | |
[pagina 39]
| |
Maar als ik intussen voor Momus mag spelen en kritiek mag leveren op de sandaal van Venus,Ga naar voetnoot25. ik verbaas me over de - naar mijn idee overbodige - angstvalligheid, waarmee hij de dienaren erop wees, dat geen enkele vrouw zijn dode lichaam mocht aanraken. Want als hij voor zichzelf vreesde, was het evident een ongegronde vrees; als het voor de vrouwen was, schreef hij die sekse zeer veel zwakheid toe. Maar laten we vooral niet denken dat hij een vrouwenhater was, terwijl de Heer de aanraking van een zondares niet schuwde.Ga naar voetnoot26. Je zult zeggen dat het een bovenmatig streven naar kuisheid was en zo vat ik het graag op. Omdat je zo'n broer had, mijn allerdierbaarste Virués, vraag je van mij een nieuw en ongebruikelijk soort troost. Wat als ik je troost zoals de Gallische gezanten Nero troostten?Ga naar voetnoot27. ‘Ik vraag je, mijn beste Virués, je geluk moedig te dragen.’ Want welk groter geluk kon je ten deel vallen, dan dat je je nu gerust op zo'n broer kunt laten voorstaan, niet naar het vlees, maar in de Heer? Ik hoop dat zijn geest zich in jou zal verdubbelen; dan zullen allen die nu zijn dood betreuren, Jerónimo missen, maar het verlies voor henzelf zal minder zijn. Maar terwijl we de gemeenschap van monniken met deze ene Jerónimo gelukwensen, word ik geweldig bedroefd als ik bedenk hoe schaars zulke monniken zijn en hoeveel je er overal vindt die maag en buik dienen. Dat het de Heer mag behagen allen te vervullen met zijn Geest. Ik erken dat ik je zeer veel verschuldigd ben voor je vriendelijkheid tegenover Frans van der Dilft.Ga naar voetnoot28. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 21 augustus 1531 |
|