2503 Van Johannes Fabri
Wenen, 21 juni 1531
Gegroet. Ik heb natuurlijk, zoals het hoort, Medardus bijna met scheldwoorden overladen, beste Erasmus, vanwege zijn buitengewoon brutaal gedrag, vooral ten opzichte van jou, tegen wie hij op een schandelijke en grove manier grappig was.Ga naar voetnoot1. In ieder geval is hij door dit feit zowel bij mij als bij andere belangrijke mensen aan het hof van de koning in ongenade geraakt, en door zijn verkeerde woorden is zijn reputatie niet beter geworden.
Maar laten we dit terzijde leggen en het over Eck hebben. Ik zou niet willen dat zijn heftigheid jou van je voornemen afhoudt. Kort geleden heb ik hem nadrukkelijk gewaarschuwd om niet als een varken MinervaGa naar voetnoot2. te onderwijzen, en jou bij je schitterende werkzaamheden en in je vrome en zeer christelijke toewijding niet te hinderen. Er is geen reden je zorgen te maken over zijn grootspraak en komische dreigingen omdat, wanneer ik bij het zorgvuldig doornemen van al je werken iets had gevonden dat verkeerd was geschreven, ik dit jou al lang geleden vriendelijk had laten weten. Daarom luidt mijn advies (zoals je tot nu toe dapper en niet angstig voor dat soort lieden bent geweest) om dergelijke lieden zoals PyrgopolynicesGa naar voetnoot3. duidelijk links te laten liggen. Toch twijfel ik er niet aan dat hij, gegrepen door mijn brief, zijn verstand terugkrijgt en liever door zijn eigen geschriften, ongeacht hun kwaliteit, bekend en beroemd wil worden dan door jouw lof in de stijl van Hipponax.Ga naar voetnoot4.
Verder heb ik om te zorgen dat je langer in het huis van VillingerGa naar voetnoot5. kunt