De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2487 Aan Erasmus Schets
| |
[pagina 341]
| |
Eén brief heb ik van je ontvangen,Ga naar voetnoot3. waarin je schrijft dat Jan de Hondt jou het jaargeld van zes maanden heeft bezorgd. Maar weet dat Barbier mij nog een betaling van zes maanden is verschuldigd, die hij vierGa naar voetnoot4. jaar geleden verduisterde toen hij in Rome was. Hij beloofde dat hij zou betalen. En ik vermoed dat dit is wat hij nu heeft verstuurd. Maar behalve deze heb ik nog betalingen voor drie semesters te goed, en bij het eerstkomende feest van Johannes de DoperGa naar voetnoot5. zullen het er vier zijn. De eerste had ik tegoed vanaf het feest van Johannes van het jaar 1529 tot aan het feest van Maria Lichtmis.Ga naar voetnoot6. De tweede vanaf het feest van Maria Lichtmis tot het feest van Johannes van het jaar 1530. De derde vanaf het feest van Johannes tot aan het feest van Maria Lichtmis van het jaar 1531. De vierde zal ik tegoed hebben bij het feest van Johannes van hetzelfde jaar. Of de Engelsen LuisGa naar voetnoot7. wantrouwen, weet ik niet. Ik heb hem herhaaldelijk aanbevolen en de opdracht gegeven aan niemand anders dan aan hem het geld toe te vertrouwen. De aartsbisschopGa naar voetnoot8. is al hoogbejaard en onder zijn gevolg zijn er zeer velen die denken dat al wat aan anderen wordt gegeven, hun wordt ontnomen. Allen verzetten zij zich tegen zijn wens om te schenken. Kort geleden heb ik via Grynaeus,Ga naar voetnoot9. een geleerd iemand, geschreven om te proberen of ik van mijn Engelse jaargelden kon worden verlost. Met Pasen was men mij vijftig pond sterling verschuldigd. Als zij behalve dat verzuimde bedrag mij voor de komende drie jaar contant willen betalen, zal ik hun verder niets vragen. Via dezelfde man verwacht ik een antwoord, want hij heeft een echtgenote in Bazel. Het ga je goed. Freiburg, 18 april Aan de zeer geachte heer Erasmus Schets. Te Antwerpen |
|