De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
2486 Aan Nikolaus Winmann
| |
[pagina 340]
| |
hij was de schrijver onder de valse titel van ‘predikers’.Ga naar voetnoot7. Hij daagde mij uit om, als ik kon, iets te zeggen tegen Oecolampadius en tegen Capito. Alsof het mij ontbrak aan dingen die ik kon zeggen, als ik mijzelf toestond als een nar op te treden en al wat door het volk werd verkondigd op schrift te zetten. Hij vertelt daar veel verhalen die zo schaamteloos vals zijn, dat ook de evangelischen zelf erom lachen. Ik merk dat ik door mijn twee werkjesGa naar voetnoot8. velen tegen mij, zoals u schrijft, in het harnas heb gejaagd, maar ik merk nog niet dat ik anderen aan mijn kant heb gekregen. N.,Ga naar voetnoot9. van wie ik vroeger de overtuiging had dat hij mijn vriend was, gaat onbehouwen tegen mij tekeer. In Parijs wordt een enorm boek tegen mij gedrukt onder de naam van de prins van Carpi.Ga naar voetnoot10. Hij is onlangs overleden, maar onder zijn naam zullen bepaalde franciscanen en theologen hun vergif uitstorten. Zelfs Béda houdt zich volledig met de zaak bezig, nu hij zijn zelfvertrouwen heeft teruggekregen. Dit zijn de vertroostingen voor mijn ouderdom, waarvan ik nooit zal toegeven dat hij ellendig is zolang Christus mij genadig is. U hebt een schat waar u niet om durfde te vragen, een brief van ongeveer de juiste lengte, die zowel zelfgeschreven als origineel is tegelijk met correcties en schrijffouten. Daarna zal mijn Winmann in de lijst van mijn vrienden worden ingeschreven. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 16 april 1531 |
|