2484 Aan Viglius van Aytta
Freiburg, 14 april 1531
Hartelijk gegroet. Was er maar iets, mijn beste Viglius, dat ik je van hieruit kon beloven wat bij je voortreffelijke eigenschappen past. Ik heb Zasius geschreven,Ga naar voetnoot1. want op een andere manier spreken wij niet met elkaar. Hij heeft zelfs geen kik gegeven, en dat tegen zijn gewoonte in. Als hem iets zou overkomen, denk ik dat Bonifacius Amerbach hem zal opvolgen. Hier is nu geen enkele leerstoel vacant.
Ik zou niet willen dat je voortaan Kan ter sprake brengt. Hij verontschuldigt zich per brief en beschuldigt ook zichzelf. Hij is nu priester geworden. Ik wens niet dat er een spoor van zijn vroegere belediging overblijft, nu hij een ander iemand is geworden.
Met Aliciati's eervolle getuigenis over jou was ik erg blij.Ga naar voetnoot2. Ik denk dat het meer aanzien verleent dat zo iemand je prijst dan dat hij je schatrijk maakt. Een schitterend lot zal aan jouw aangeboren talenten niet kunnen ontbreken. Maar alles heeft zijn tijd en, zoals TheocritusGa naar voetnoot3. zegt, sommige dingen gebeuren in de zomer, andere in de winter.
Het ga je goed, 14 april 1531
Freiburg im Breisgau
Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven
Aan de hooggeachte jongeman Viglius van Friesland. Te Bourges