De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2482 Aan Agostino Trivulzio
| |
[pagina 334]
| |
het heb verdiend en zij in haar recht staat. Maar ik kan mij er niet genoeg over verbazen dat ik door degenen omwille van wie ik in gevaar verkeer, met zoveel in gif gedrenkte pamfletten word aangevallen. In Rome ontbrak het niet aan mensen die geprobeerd hebben met gemene beschuldigingen de sympathie van Clemens voor mij ongedaan te maken, en zij hebben niets bereikt.Ga naar voetnoot2. Als de paus de omstandigheden van de hele kwestie door en door kende, zou hij Erasmus absoluut niet tot de laatste rekenen die hij zijn gunst waardig acht. Want ik ben niet uit op mijters en rijkdom. Ik zou liever willen dat zijn gezag ertoe bijdraagt het geblaf van kwaadwillenden te verdrijven. Laat daarom dit het begin zijn van de diensten die u mij bewijst, namelijk dat door uw toedoen de paus begrijpt dat Erasmus de zaak van Christus met de grootste oprechtheid en even grote standvastigheid heeft behandeld, en dat hij zijn leven aan zoveel gevaren heeft blootgesteld, dat ik als ik naar een beloning van mensen streefde, het aanbod van het pausdom zou weigeren. Bijna alle geleerden heb ik tot mijn vijanden gemaakt en degenen met wie ik vroeger als intieme vrienden omging en die van al mijn geheimen op de hoogte waren, ervaar ik nu als mijn dodelijkste vijanden.Ga naar voetnoot3. Maar niemand is beter uitgerust om de man te vernietigen dan degenen die persoonlijk met hem hebben geleefd. Want hoewel zij van geen enkele misdaad kennis hebben, hebben zij toch veel materiaal om aannemelijke aantijgingen te maken. En die lieden hebben een soort vaklui, die van elk soort slechtheid zijn voorzien om degenen die zij als hun vijanden ervaren met beschuldigingen te verwijderen. Zoals ik eerder de ramp van de koning van Frankrijk bijzonder betreurde, wens ik hem nu van harte geluk met zijn rust.Ga naar voetnoot4. Er is niets dat ik verlang, behalve dat ik hem dierbaar wens te zijn, zoals hij vaak zijn goede wil jegens mij heeft uitgesproken.Ga naar voetnoot5. Wat u in uw goedheid belooft, neem ik van ganser harte aan, en van mijn kant bied ik al wat een trouwe en dankbare cliënt aan volgzaamheid moet en kan bieden aan een patroon, die zich bijzonder verdienstelijk voor hem heeft gemaakt. Moge de heer Jezus u beschermen en in alle opzichten voorspoed verlenen. Freiburg im Breisgau, 12 april 1531 |
|