De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 319]
| |
2473 Aan Pierre de Mornieu
| |
[pagina 320]
| |
lies opleverde, maar ik ben al lang opgehouden een Castor te zijn. Ik weet niet of jij nog altijd de rol van Pollux speelt, want ik weet door jouw eigen verhaal dat je ooit als een sterke bokser bent opgetreden, toen wij in Bazel vertrouwelijk onderling verhalen uitwisselden. Maar zoals dezelfde Horatius vertelt,Ga naar voetnoot7. viel de eensgezindheid van de tweelingbroers door uiteenlopende interesse bijna uit elkaar. Onze gemeenschappelijke liefde voor de letteren zal ons voortaan nauwer verbinden dan dezelfde geboorte Castor en Pollux heeft verbonden, als ik maar in staat ben naar waar jij woont te kruipen. Als het met mijn lichaam niet mogelijk is, zal in ieder geval mijn geest herhaaldelijk naar je toe vliegen. Ik moet met weinig mensen leven als ik wil leven, zo broos is mijn gezondheid. Tussen jullie analfabeten, zoals jij ze noemt, zal ik hoe dan ook kunnen stotteren. Hier ben ik volledig stom, ik begrijp niemand en word door niemand begrepen. Vorstenhoven spreken mij helemaal niet aan. Wat je met een volledig Frans hof bedoelt, begrijp ik nog niet; je bedoelt, denk ik, vriendelijk en minzaam, maar mijn Duitsers zouden het anders uitleggen. Maar alle gekheid op een stokje, het is heel aangenaam dat jij jezelf en al wat van jou is zonder uitzondering aanbiedt. Maar door de wet van de Gratiën ben jij al lang mijn schuldenaar, hoewel ik eerder bij jou in de schuld sta. Jouw vermogen zal ik echter niet zwaar belasten. Mij is immers een lot te beurt gevallen dat met mijn karakter samenvalt, midden tussen rijkdom en armoede. In de afgelopen winter heb ik zes boeken Apophthegmata gepubliceerd en een commentaar op psalm 33.Ga naar voetnoot8. Ik schreef een voorwoord bij een uitgave van Aristoteles in het Grieks met veel minder fouten dan voorheen, die iedereen nu voor weinig geld privé kan aanschaffen. Ook schreef ik een voorwoord bij een uitgave van Titus Livius, uitgebreid met vijf boeken die nooit eerder zijn verschenen, en daarnaast talloze brieven.Ga naar voetnoot9. Zo veel leveren mijn tuinen in de wintermaanden op. Wat zouden ze in de zomermaanden doen? Maar als de zomer van geestelijke capaciteiten eenmaal is verdwenen, keert hij nooit terug. De rest bij een ontmoeting, als de omstandigheden hiertoe adviseren en mijn gezondheid het toestaat. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 2 april 1531 |
|