De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2468 Aan Andrea Alciati
| |
[pagina 302]
| |
zeer u mij waardeert. Even welsprekend als vriendelijk probeert u daarmee te bereiken, dat ik eerder door zwijgen en minachten dan door mij te verzetten mijn rust en vrije tijd tegen de schaamteloosheid van branieschoppers bescherm. Waar komt immers die grote bezorgdheid om mij anders vandaan dan van uw overvloed aan genegenheid of beter gezegd uw plichtsgevoel tegenover mij? U bent echter niet de eerste en de enige die dit lied zingt. Hetzelfde lied hoor ik al lang van mijn belangrijkste vrienden, Cuthbert Tunstall, Jacopo Sadoleto en Giambattista Egnazio,Ga naar voetnoot1. hoewel de laatste twee bijna te laat als raadgevers zijn verschenen, zodat het bijna lijkt dat ze na de oorlog een bondgenootschap aanbieden en een lijk medische zorg geven.Ga naar voetnoot2. Toch is hun goede wil niet minder aangenaam omdat hun dienstvaardigheid minder nuttig is. Het betekent ten slotte iets om, zelfs als het laat is, met de Phrygiërs verstandig te zijn.Ga naar voetnoot3. Laat het me vergund zijn bepaalde zaken die in het verleden zijn gebeurd, terug te roepen. Want, om niet de indruk te wekken dat ik mijn fout verdedig - ik schaam mij en het spijt me dat ik bepaalde mensen een antwoord heb gegeven. Toch zou ik hun niet hebben geantwoord, als ik er de voorkeur aan had gegeven de zaak naar eigen goeddunken te regelen in plaats van de aansporingen van bijzondere vrienden te volgen. Omdat sommigen stilte adviseerden en anderen mij aanmoedigden krachtig de pen te hanteren, volgde ik daarom het juiste midden, namelijk dat ik niet iedereen antwoordde, niet voor iedereen zweeg en toch steeds met gematigdheid degenen die mij uitdaagden overwon. Telkens als ik mijn talrijke verweerschriften de revue laat passeren, haat ik mijn lot. Want wat zou ik met meer recht de schuld kunnen geven dan het lot, omdat mijn geest van niets een grotere afkeer heeft en zelfs van jongs af aan heeft gehad dan van dit soort gladiatorengevechten, waarin wordt gezegd ‘Sterf of dood’.Ga naar voetnoot4. De onafwendbare macht van de schikgodinnen heeft mij van het rechte pad afgebracht en deze arena ingeduwd. En de kracht van het hardnekkige noodlot is onbeweeglijk.Ga naar voetnoot5. Ik zou er nog aan toe kunnen voegen: wat als een of andere god dit heeft gewild? Hoe weten wij wat de hoogste koorleider hiermee wil bereiken - hij die het toneelstuk van het menselijk leven regisseert? Het is immers mogelijk dat wat ons, die de afzonderlijke delen aanschouwen, slecht en lelijk lijkt, naar de mening van hem die de harmonie van het heelal overziet, | |
[pagina 303]
| |
het beste en het mooiste is. Wie zou in de komedie niet liever Micio dan Syrus willen zijn?Ga naar voetnoot6. Toch speelt Syrus voor de aantrekkelijkheid van het hele toneelstuk niet de onbelangrijkste rol. Als u mij uitnodigt uw voorbeeld te volgen, zeg ik daarom eerlijk dat ik voor de mooiste rol word uitgenodigd. Ik zal er geen moeite mee hebben mij op deze uitnodiging voor zover mogelijk voor te bereiden. Maar wat zullen we doen, als de koorleider mij een totaal andere rol heeft toegekend? Het getuigt van een zeldzame zelfbeheersing en wijsheid dat u, zoals u schrijft, de onwetenden in stilte negeert en de grootste geleerden met vriendelijkheid en respect voor u wint. Maar u hebt met mensen te maken, ik met rampzalige monsters, zelfs niet met afzonderlijke monsters zoals naar men zegt met Hercules het geval was, maar met talrijke falanxen die tegen mij samenzweren, en geen van hen brengt meer schade toe dan de grootste ondeskundigen. Leeuwen en draken worden tam door diensten die men hun bewijst; zij raken door weldaden geprikkeld. Met een masker van heiligheid bevelen zij zich bij vorsten en het volk aan en ze schreeuwen: ‘Hij is een ketter, veroorzaakt scheuring en is een leugenaar.’ Als ik acht jaar geledenGa naar voetnoot7. tegen hen niet naar de pen had gegrepen, zou Erasmus, getroffen door de bliksem, nu op de grond liggen. Zoveel dodelijk vergif hadden zij aan het hof van de keizer en in heilige preken over de onwetende massa uitgestort. Sommigen speelden hun rol met verve bij paus Clemens. Als u me vraagt wat voor resultaat ik heb bereikt, zal ik daarom in het kort zeggen: het feit dat ik leef heb ik aan mijn pen en mijn tong te danken. Ik heb die lieden niet minder onverzoenlijk gemaakt, maar geleerde, integere en eerlijke personen worden door mijn verweerschriften tegen dergelijke monsters gewapend om te voorkomen dat hun niet evenveel is toegestaan als zij willen. Ten slotte zullen misschien Erasmus' verweerschriften spreken, wanneer hij na zijn begrafenis zwijgt. Afgezien van het feit dat u in een prachtige en prijzenswaardige positie verkeert, verdrijft u ook door uw eigen bekwaamheden, buitengewone geleerdheid, vriendelijk gedrag en bijzondere wijsheid als met een stralende glans zonder moeite schaamteloze duistere figuren. Als er iets van een meningsverschil bij u ontstaat, is er slechts een discussie over de voortreffelijkheid van het talent, zodat deze onenigheid naar de mening van HesiodusGa naar voetnoot8. de studies ook veel nut verleent, als zij maar niet in razernij ontaardt. Ik | |
[pagina 304]
| |
heb met lastige en driftige mensen van doen; als iemand over één woord met hen van mening verschilt, hoort hij: ‘hij is een ketter, veroorzaakt scheuring en is een leugenaar,’ en verkeren zijn bezittingen, goede naam en zijn leven in gevaar. Hun meedogenloosheid is zo groot, dat het beter is in de handen van Cyclopen en Laestrigonen terecht te komen.Ga naar voetnoot9. Omdat vorsten met zoveel verschillende zaken te maken hebben, kunnen zij niet op de kunstgrepen van iedereen letten; toch heb ik door hun gunst tot nu toe standgehouden. Zij zijn immers, om niets anders te zeggen, mensen. Als hun onmenselijkheid even groot was geweest als die van de maskerdragers, zouden de talen samen met de betere letteren al lang bij nomaden of eerder in de onderwereld in ballingschap leven. Bij de bewoners van dit gebied hadden botteriken immers het volk bijna ervan overtuigd, dat er geen verschil is tussen iemand die de Griekse en Latijnse taal goed kent en een ketter. Toch streden wij met gelijke kansen tegen deze monsters, als hier de wolfGa naar voetnoot10. niet plotseling in het toneelstuk was verschenen en de taferelen van menselijke gebeurtenissen op hun kop had gezet. Zoals hij van de vereerders van de Muzen hun stem wegnam, zo versterkte hij deze voor de kikkers. Was het mij maar toegestaan dat ik via vorsten tegen hem was beschermd. Wat bereikt u nu, zeer welbespraakte Alciati, wanneer u mij uw voorbeeld voorhoudt? Wat anders dan dat ik zowel u als uw studies met het succes gelukwens en ik minder ingenomen ben met mijzelf, omdat ik mijn lot erken? Alciati moet tot de stralende godenzonen worden gerekend; hij is gelukkig, mooi, energiek en zingt goed als hij kou heeft gevat,rGa naar voetnoot11. kortom buiten het bereik van de van de pijlen van de jaloezie. Maar wat meer geloofwaardig is: u houdt een theoloog voorbeelden van oude theologen voor. Cyprianus hoorde zichzelf Coprianus noemen.Ga naar voetnoot12. Waarom zou zo'n grote bisschop een dergelijke belediging niet door de vingers hebben gezien, terwijl ik, wanneer zo vaak mijn naam is veranderd - nu eens Errasmus genoemd van errare (dwalen),Ga naar voetnoot13. dan weer Arasmus van arare (ploegen), en dan weer Erasinus van asinus (ezel)Ga naar voetnoot14. - alleen maar moet lachen? Niemand heeft zijn pen tegen het leven van Augustinus nogal fel gehanteerd, ten dele vanwege de hele periode waarin hij onbaatzuchtig leefde, en ten dele omdat hij zich op gevorderde leeftijd liet dopen, en het toentertijd als zeer verwerpelijk gold iemand te verwijten wat hij vóór de reiniging van de wedergeboorte | |
[pagina 305]
| |
had gedaan. Ook antwoordt hij op heel onbelangrijke aantijgingen, zoals de beschuldiging van roemzucht. Tegen de lasteraars van het geloof is hij altijd gewapend en in een afzonderlijk boek reageert hij op de artikelen die tegen hem zijn gericht. Opvallend is het dat een man, die met zoveel toegeeflijkheid en vriendelijkheid was begiftigd, door een willekeurig iemand met beledigingen direct kon worden aangevallen. Het lot van Hieronymus verschilt niet zo sterk van dat van mij. Waar gaat hij niet tegen zijn blaffende honden tekeer? Telkens, zegt u, als de zuiverheid van de christelijke filosofie gevaar liep, greep hij naar zijn pen om te voorkomen dat eenvoudigere mensen tot een dwaling werden verleid; over persoonlijke beledigingen zweeg hij. Naar ik meen gebeurt er in mijn verweerschriften niets anders dan dat ik de beschuldiging van ketterij, schisma of valsheid weerleg. Het is geen toegeeflijkheid, maar goddeloosheid om hierop niets zeggen. Tegen degenen die mijn talent, geleerdheid, welsprekendheid, oordeelsvermogen of ook mijn gedrag beledigen, gebruik ik meestal geen tong of pen. En als ik een antwoord geef, doe ik dat met minachting en zachte hand.Ga naar voetnoot15. Maar met hoeveel woede strijdt Hieronymus tegen Augustinus, hoe verbitterd ruziet hij met Rufinus? Op veel plaatsen heeft hij kritiek op Palladius. Of reageert soms hij onzorgvuldig op degenen, die in Rome hem ervan beschuldigden dat hij te vertrouwelijk met Paula omging? Zie daarom hoe u eerder uit vriendschap dan op grond van de werkelijkheid hebt geschreven: ‘U vergist zich, Erasmus, als u over de verhevenheid van uw naam en de grote waardering van geleerden voor u zo'n lage dunk hebt, dat u denkt dat u door dergelijke aantijgingen uit de burcht der geleerdheid en rechtschapenheid, waar u zo lang hebt verbleven, verdreven kunt worden.’ ‘Verhevenheid’ en ‘burcht’ zijn uitdrukkingen van uw genegenheid, niet van de werkelijkheid. Maar als Hieronymus' onvergelijkelijke geleerdheid, het flitsende van zijn bewonderenswaardige welsprekendheid, zijn buitengewoon onberispelijke levenswijze en het gezag van zijn naam dat hij door zoveel verdiensten had verkregen, hem niet tegen het geblaf van schaamteloze figuren konden beschermen, wat denkt u dan wat er over mij wordt gezegd, van wie de middelmatige capaciteiten aan alle wapens van de afgunst zijn blootgesteld? Na-ijver zoekt immers niet wat erg hoog is en wat over de grond kruipt. Wat is de reden dat u zich inspant mij ook ertoe over halen om, alsof ik mijn vijanden heb verslagen, een triomf voor te bereiden? Van mijn beroemde werken noemt u er vier, de Adagia, het Nieuwe Testament, de Parafrases en de commentaren op Hieronymus. De ParoemiologiaGa naar voetnoot16. hebben mij niet veel vijandigheid bezorgd; had ik al mijn tijd maar met dergelij- | |
[pagina 306]
| |
ke onderwerpen doorgebracht. Het Nieuwe Testament heeft vooral diegenen geërgerd die mij meer dan anderen dankbaar voor mijn toewijding behoorden te zijn.Ga naar voetnoot17. De Parafrases circuleerden lange tijd met instemming in de handen van mensen, totdat een of andere kreeft - ik weet niet waar hij vandaan kroop - deze in stukken begon te scheuren, alleen maar omdat ik hierin liever de oude commentatoren dan de leerstellingen van moderne scholastici wilde volgen.Ga naar voetnoot18. Zelfs de uitgave van Hieronymus werd aanvankelijk heel rustig ontvangen totdat er mensen te voorschijn kwamen die, naar het leek, hadden besloten om alles wat van Erasmus was verschenen, overdreven te bekritiseren.Ga naar voetnoot19. Ofschoon ik met beide kampen te maken heb, dient toch om te bewijzen hoe weinig tijd ik aan dergelijke twisten het volgende: namelijk dat intussen zo niet de rijke tuin van Alcinous, die HomerusGa naar voetnoot20. bewonderde omdat deze appels na appels voortbracht, dan toch zeker het tuintje van de oude Corycius, dat VergiliusGa naar voetnoot21. verheerlijkt, mij soms enige groenten oplevert. Want gouden appels groeien in de boomgaarden van mensen zoals u. Ik zou ook over meer van uw punten kunnen discussiëren, maar ik geef de voorkeur aan ieder ander onderwerp. Hier zeg ik eerlijk dat ik enige schuld heb, en deze is niet onaanzienlijk. Toch denk ik over wat u adviseert al een tijd uit eigen beweging na en ik zal dat door uw aansporing veel zorgvuldiger doen. Ik feliciteer u met uw geluk, omdat u een beroep hebt gekregen dat heel weinig contact met die horzels heeft. Ik heb grote bewondering voor uw wijsheid, omdat u ijverig uw best doet om met niemand in een heftig conflict te raken. Als Longueil aan Griekse schrijvers de moeite en tijd had besteed waarmee hij zich in Rome heeft gepijnigd om eindelijk onder de Ciceronianen en Romeinse burgers te worden opgenomen, zou hij, tenzij ik me vergis, beter zowel voor zichzelf als voor de algemene studies hebben gezorgd. Maar de afgunstige lotsbeschikkingen wilden dat talent slechts kort aan de aarde laten zien.Ga naar voetnoot22. Budé is verre van slecht en als hij tegen iemand woedend uitvaart, doet hij dit eerder op aandrang van een ander dan vanwege zijn eigen karakter. Hij heeft trouwens een verzoenende aard die nooit in giftigheid ont- | |
[pagina 307]
| |
aardt. Tussen zijn brievenGa naar voetnoot23. heb ik er heel wat gevonden die hij naar of over u heeft geschreven, waarin hij heel duidelijk maakt hoe gunstig hij over uw geleerdheid oordeelt en hoezeer hij van harte uw belangen steunt. Ik heb ze persoonlijk met groot genoegen gelezen. Bijzonder dankbaar ben ik u dat u onze Sucket, leerling van uw Minerva, met bijzondere toewijding zowel vereert als verder helpt. Want het spijt me niet om toe te geven dat ik u om die reden veel meer verplicht ben, hoewel ik dat al eerder om zeer veel redenen was. Aangezien u hem, zoals u schrijft, die gunst verleent omdat hij die verdient, feliciteer ik hem tweemaal; ten eerste als een gelukkig iemand, aangezien hij de eerlijke steun van zo'n belangrijk iemand heeft verkregen; ten tweede als een gezegend iemand, omdat hij rijk is voorzien van zulke deugden, dat hij in staat was de goedkeuring te verkrijgen van uw zeer scherpzinnig en juist oordeel. Over Viglius heb ik Zasius zorgvuldig geschreven,Ga naar voetnoot24. want wij kunnen niet anders spreken - ik zonder stem en hij half doof. Hij heeft niets geantwoord, en dat tegen zijn gewoonte in. Zasius kreeg van koning Ferdinand gedaan dat, ook als hij vanwege zijn leeftijd van zijn taak als professor zou worden ontheven, hem zijn normale salaris toch niet mocht worden ontnomen. Maar hij houdt geen rekening met zijn leeftijd en gezondheid, omdat hij mijns inziens meent dat het mooi is dat een geleerde al onderwijzend sterft. Hoewel de universiteit hier in andere tijden niet erg druk wordt bezocht, heeft zij door de pestGa naar voetnoot25. minder bezoekers gekregen. Maar wij hopen op gunstigere tijden. Als Zasius iets natuurlijks zou overkomen of als hij zijn professoraat zou beëindigen, denk ik dat Bonifacius Amerbach, als hij dat ambieert, hem zal opvolgen.Ga naar voetnoot26. Want tussen hen bestaat een zeer hechte vriendschap en Bonifacius is vanwege zijn buitengewoon deugdzaam karakter bij alle soorten mensen geliefd. Daar is de zeer hoge prijs voor levensmiddelen bij gekomen en deze wordt van dag tot dag hoger, hoewel het aantal mensen dat brood eet afneemt. Ik weet niet welke toestand Duitsland te wachten staat; de voorboden bevallen mij in elk geval helemaal niet. Als Viglius, of liever Vigilius, een theater zoekt om een staaltje van zijn geleerdheid te tonen, zie ik niet waar hij dat beter kan doen dan in Leuven. Vijf jaar geleden had ik u bericht dat ik die kleine verhandeling aan Vulcanius heb gegeven, omdat u dat zo had opgedragen; voor deze dienst hebt u | |
[pagina 308]
| |
me bedankt, namelijk in dezelfde brief waarin u over de dood van PyrrhusGa naar voetnoot27. treurt. Het verbaast mij dat deze bezorgdheid weer aan uw geest is ontsproten. Maar ik zie dat wat met een Grieks spreekwoordGa naar voetnoot28. wordt gezegd, helemaal waar is: rijkdom maakt bang. Duizend kronen maken u angstiger.Ga naar voetnoot29. Maar ik herhaal wat ik heb geschreven: als er geen kopie bij anderen is overgebleven, kunt u, mijn beste Alciati, wat het exemplaar betreft dat u naar mij hebt gestuurd, niet alleen op beide oren,Ga naar voetnoot30. maar ook op beide ogen slapen. Laat de bedoeling ver van mij zijn dat ik iets wil uitgeven dat schadelijk is voor uw reputatie, vooral omdat ik aan uw wensen ben herinnerd. Ik zag dat uw laatste, even geleerde als welsprekende brief het verdiende om tot nut van zeer velen te worden uitgegeven, maar ik heb vanwege enkele woorden die u daar had rondgestrooid dat idee nu laten varen, omdat onder elke steen een schorpioen slaapt.Ga naar voetnoot31. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 31 maart 1531 volgens onze tijdrekening |
|