De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2466 Aan Nicolas Maillard
| |
[pagina 293]
| |
met een verheugde vriend verheugd was en met een lachende vriend mijn voorhoofd glad maakte. Daarna ben ik door grote blijdschap getroffen, omdat de almachtige Christus, alsof hij vanuit een machine verscheen,Ga naar voetnoot2. aan een onstuimig toneelstuk een voorspoedige afloop heeft gegeven. Daarentegen betreurde ik het dat, hoewel u uit het gesprek met mij helemaal geen of een zeer gering voordeel hebt behaald (want de ziekte begon toen binnen te sluipen bij mij die trouwens ook in andere gevallen niet erg gedienstig ben, en dat eerder vanwege mijn drukke bezigheden en gezondheid dan door een gebrek van mijn karakter), deze gebeurtenis u toch zoveel vijandigheid heeft opgeleverd. En dat, terwijl uw buitengewoon eerlijke karakter het verdiende dat het nooit door het gesis van de slang werd lastiggevallen. Want bij mij is de schade gering, en als ik met deze lotsbeschikkingen ben geboren dat ik, hoewel ik goed doe, een slechte reputatie heb, dien ik niet tegen de goden te strijden. Onze spelleider leeft en ziet ons; van hem verwachten wij een prijs wanneer wij ijverig hebben gestreden. Indien die belediging u vanwege de naam van Christus was aangedaan, zou ik niet alleen uw lot betreuren, maar ook de naam Maillard tot de gelukkigen rekenen. Als mijn oprechte vrienden omwille van mij iets onaangenaams overkomt, verdraag ik dat nu met meer verbittering dan gruwelijke aantijgingen tegen mijn persoon. Toch doet het mij veel meer verdriet, dat door de onstuimigheid van die lieden de algemene vrede en rust onder de christenen worden verstoord, en dat schaamteloosheid van slechte mensen degenen die in de reguliere kloosterordes de ware godsdienst nastreven, met haat belast. Hoewel de eenvoud van duiven en waarachtige en oprechte vroomheid vooral bij franciscanen die met de titel observanten zijn begunstigd, lijken voor te komen, komen uit geen enkele kudde mensen tevoorschijn, die met meer onwetendheid, onfatsoenlijker en lachwekkender schreeuwen, en zo met het publiceren van pamfletten ook tekeergaan alsof de wereld geen mensen meer voortbrengt, maar niets anders dan buffels en wilde ezels. Maar de maag mist niet alleen oren zoals Cato zegt,Ga naar voetnoot3. maar ook ogen en verstand. Moge Christus ervoor zorgen dat zij tot zijn glorie hun verstand terugkrijgen. Ik van mijn kant zou wensen met iedereen vrede te hebben. Omdat mij dit door de lotsbeschikkingen is geweigerd, en dat tegelijk met de meest geprezen mensen, troost ik mijzelf met drie argumenten. Ten eerste door het overtuigd zijn van wat juist is, waarvoor de beloning bij de degene die de harten kentGa naar voetnoot4. veilig is. Ten tweede door mijn verbondenheid met beroemde personen, Socrates, Phocion, Aris- | |
[pagina 294]
| |
tides, Scipio, en als u liever christenen wilt, Paulus, Hieronymus, Basilius en Chrysostomus. En ten slotte doordat ik naga wat voor lieden ik heb die tegen mij blaffen en aan de andere kant wat voor mensen die mij gunstig gezind zijn. Bij de eerste groep zie ik alleen maar mensen die buitengewoon dwaas zijn, brutale grappenmakers, mensen die snakken naar roem, voor lasterpraat zijn geboren, door de horzel van de afgunst geprikkeld, slaven van hun maag of die deze wereld boven Christus verkiezen. Welke koningen, welke vorsten, welke kardinalen en welke bisschoppen zie ik bij de tweede groep, die niet alleen met brieven voor mijn studies, wat die ook waard zijn, applaudisseren en mij voor de moeite die ik aan een betere literatuur en aan godsdienstigheid heb besteed, bedanken, maar die ook door spontaan eergeschenken te sturen verzekeren dat zij niet anders denken dan wat ze zeggen! Hoeveel mensen zijn er tegenwoordig zelfs, die in rijkdom en aanzien uitmunten en mij uitnodigen al hun middelen met mij te delen! Ik heb het niet over geleerden. Wie zou niet, door op het oordeel van zoveel en zulke belangrijke personen te vertrouwen, het gekwetter van onheilspellende vogels naast zich neer leggen? Want men kan ze niet tevredenstellen. De roemvolle titel Bataafse Hercules die u mij verleent,Ga naar voetnoot5. erken ik niet. Maar omdat u zelf merkt hoeveel haat de liefhebbers van Griekse literatuur ook in deze tijden in Frankrijk, de voedster van wetenschap en talenten, te verduren hebben, kunt u toch eenvoudig raden welke aanvallen van barbaren ik ongeveer dertig jaar geleden bij mijn landgenoten heb weerstaan, toen ik de jeugd tot studie van de welsprekendheid en liefde voor de Griekse literatuur aanspoorde. Onze falanx zou nauwelijks de aanval van samenzwerende vijanden hebben doorstaan, als Adrianus,Ga naar voetnoot6. toen kardinaal en later paus van Rome, dit orakel niet had verkondigd: ‘Ik veroordeel niet de schone letteren, ik veroordeel ketterijen en schisma's.’ Maar bij ons wordt deze haat langzamerhand milder, en ik heb goede hoop dat onder de gunstige bescherming van de uitmuntende koning Frans de kwakende kikkers zo verstommen, dat niemand de rang van theoloog waard wordt geacht die de talen niet kent. Niet zo veel jaar geleden heeft trouwens de Bataaf, of als u liever wilt de Hollander Herman Lethmaet door zich op deze talen toe te leggen ook enige aanbeveling verdiend, in die mate dat hij bij de uitreiking van de theologische lauweren de eerste prijs behaalde. Ik neem aan dat de man u bekend is. Daarom heb ik met veel genoegen gezien, dat u in uw brief op de manier van een jonge man uw woede ventileert; want daaruit heb ik afgeleid met hoeveel enthousiasme u dit soort studies steunt. Maar ik hoop dat u eerstdaags van oordeel bent, | |
[pagina 295]
| |
dat die duistere figuren eerder uw minachting dan uw woede verdienen. De glans van de talen is nu zelfs nu zo gaan schitteren, dat het eerder de moeite waard is de studies van de al vurige en ontvlamde jeugd te bevorderen dan met schreeuwlelijkerds die hun vrije tijd verkeerd besteden te ruziën. Wanneer u schrijft dat er bepaalde mensen zijn die menen, dat zij een aanzienlijk deel van hun geluk missen omdat zij Erasmus niet hebben gezien, denk ik dat dit niet helemaal ongegrond is, wanneer zij een in brons gegoten beeld van hem kussen en na het zien hiervan tot liefde voor de studies worden aangevuurd. Toch denk ik - tenzij ik mij vergis - dat u om mij te troosten deze kwestie overdrijft. Maar de tegengestelde genegenheid van bepaalde mensen verhindert dat ik door dergelijke sympathiebetuigingen overmoedig kan worden. Want ik zal u iets vertellen waardoor u moet lachen. Er is een kanunnik in Konstanz die een op papier gedrukte afbeelding van mij in zijn kamer heeft, om geen andere reden dan bij het heen en weer lopen telkens als hij voorbij komt erop te spugen. Aan degenen die naar de oorzaak van zijn haat informeren, antwoordt hij dat hij deze rampzalige eeuw aan mij te danken heeft. Want zijn kapittel is uit Konstanz verbannen en ontvangt nauwelijks de helft van de tienden.Ga naar voetnoot7. Vandaar die tranen.Ga naar voetnoot8. Vroeger was ik, of ik wilde of niet, een Lutheraan. Nu dit wapen hun uit handen is geslagen zoeken zij wat anders: ze zeggen dat ik aan de oprichters van de sekten een opstap heb gegeven.Ga naar voetnoot9. Dit argument is in alle ernst opnieuw door Alberto Pio gebruikt, wiens omvangrijke werk door Bade is gedrukt,Ga naar voetnoot10. hoewel dit werk naar ik hoor niet van Alberto is, maar door ingehuurde medewerkers is samengesteld van wie de voornaamste in Venetië woont.Ga naar voetnoot11. De franciscanen in Parijs leverden niet het kleinste aandeel, want zij hebben iemand die opvallend verward babbelt, Petrus de Cornibus. Pio zelf deed iets buitengewoon ingenieus, hij stak met zijn angelGa naar voetnoot12. en maakte zich uit de voeten. Want hij overleed geruime tijd voordat Bade zijn werk had voltooid. Hij werd ‘van Carpi’ genoemd, en hoewel hem zijn zeggenschap was ontnomen bleef zijn titel dezelfde, terwijl daarentegen de reden van zijn naam verschillend was. Want eerst was het ‘van Carpi’ vanwege het vorstendom Carpi, daarna vanwege zijn hartstocht om kritiek te leveren.Ga naar voetnoot13. En om u te doen beseffen | |
[pagina 296]
| |
dat hij niet zonder reden Pio werd genoemd: drie dagen voordat hij stierf trok hij het kleed van de heilige Franciscus aan. Met dat gewaad is hij op de schouders van franciscanen in een plechtige optocht door de straten gedragen, met zijn gezicht, handen en voeten onbedekt, en in het klooster begraven.Ga naar voetnoot14. Ik heb geen kritiek op de godsdienstige gevoelens van de man; bij de Italianen is dit algemeen bekend. Maar het verbaast mij dat die paters, ofschoon zij heel goed weten hoe het met deze eeuw is gesteld, met dergelijke ceremoniën, om niet te zeggen bijgelovige praktijken, eigenhandig de vijandigheid van de wereld, die op zichzelf al meer dan heftig genoeg is, tegen zich afroepen. Maar voor de ziel van Alberto bid ik om licht en rust. Het werk heb ik nog niet gezien. Ik merk dat sommigen zich door dodelijke haatgevoelens tegen mij laten meeslepen, niet alleen in Parijs, maar ook in Duitsland. Zodra zij te weten waren gekomen, dat de keizer vastberaden was Duitsland van de meningsverschillen van sekten te bevrijden, begonnen zij onmiddellijk persoonlijk en in het openbaar hun gif tegen Erasmus uit te braken.Ga naar voetnoot15. Het is een lang verhaal, maar een deel ervan zult u vernemen van de papieren die ik u toestuur.Ga naar voetnoot16. Er zijn verschillende soorten van martelaarschap, talloze vormen van folteringen en ontelbare soorten dood. Het lijkt dat ik misschien met de heilige Cassianus vergeleken zal moeten worden, van wie wij horen dat hij door zijn eigen leerlingen met schrijfmateriaal is neergestoken. Maar hoeveel wreder is het lijden van Erasmus, die jarenlang door tongen en pennen van talloze mensen tot in zijn vitale organen is gestoken, nog altijd met folteringen leeft, ze overal voelt en die geen toestemming krijgt door de dood een einde aan zijn pijn te maken? Maar ik laat grappen achterwege en keer naar uw brief terug. Wat hoor ik? Bent u Lutheraan genoemd omdat u Erasmus een bezoek hebt gebracht? Alle leden van die sekte hebben de gewoonte om, wanneer zij merken dat iemand mij opzoekt, te zeggen: ‘Pas op voor hem. Als u die man ontmoet zal hij u besmetten. Hij is de felste vijand van het evangelie.’ Wat is dat voor iets verschrikkelijks, daargelaten dat, zoals u zeer verstandig schrijft, zij onze geschriften niet lezen en niet verlangen te weten wat wij doen? Zij roepen slechts wat zij bij maaltijden van hun makkers hebben gehoord, en op de manier van andabataeGa naar voetnoot17. zwaaien zij met de ogen dicht met hun zwaard. Laten zij zich nu maar inbeelden dat ik het eens ben met degenen die zij als | |
[pagina 297]
| |
ketters beschouwen; hoeveel christelijker was het dat hun verdenking de kant uitging, dat zij geloofden dat u naar een gesprek met Erasmus verlangde met de bedoeling om hem op het goede pad terug te brengen? Hoever zijn zij van de evangelische naastenliefde verwijderd, die geen kwaad vermoedt of bedenkt? Wat zouden ze zeggen, als ik naar waar u woont zou verhuizen en met u onder hetzelfde dak zou leven? Wanneer u, zeer geleerde Maillard, mij heel overvloedig met zoveel lofprijzingen overlaadt, zult u van mij niet dezelfde hoeveelheid verwachten, niet omdat u niet evenveel of zelfs meer verdient, maar omdat ik wat u mij toeschrijft niet herken en omdat uw bescheidenheid naar het mij toeschijnt niet met dergelijke loftuitingen overladen moet worden. Ik vraag mij verbaasd af met welke bedoeling u liever stomme leraren zou willen aantrekken om kennis van de Griekse taal te verwerven, terwijl Frankrijk overvloedig is voorzien van zoveel lieden die in het Grieks bedreven zijn; en een levende stem heeft niet alleen zijn eigen bijzondere kracht, maar haalt ook voor de leerling de helft van de inspanning weg. Ik prijs het bijzonder, dat u bij het vertalen van het Grieks bij uzelf uitprobeert, hoever u met de beheersing van beide talen bent gevorderd. Maar ook die oefening zal meer resultaat opleveren, als u een controleur voor uw vertaling gebruikt of wanneer u uw versie met de vertaling van anderen vergelijkt. Wanneer u informeert of De monacho van Chrysostomus door iemand anders in het Latijn is vertaald, zie ik dat u iemand bent die heel weinig belangstelling heeft voor wat anderen doen. Want De monacho, waarvan u schrijft dat u deze als voorbeeld van uw leertijd hebt gepubliceerd, is al zes jaar te koop in de vertaling van Oecolampadius.Ga naar voetnoot18. Op mijn aanraden heeft Germain de Brie dezelfde tekst vertaald, maar omdat hij Callipides speeldeGa naar voetnoot19. en wat hij had vertaald te laat opstuurde, hebben wij toen de volledige Chrysostomus verscheen de vertaling van Oecolampadius opgenomen. Bovendien heeft Polidoro Virgilio hetzelfde werk met succes in Engeland vertaald en aan mij opgedragen. Maar het is in Parijs gedrukt.Ga naar voetnoot20. Als ik de vertaling van De Brie kan krijgen, zal ik u haar toesturen zodat u uw vertaling met de drie versies kunt vergelijken. Het gerucht over een herziening is, denk ik, ontstaan omdat ik aan de laatste editie van het boek waarmee ik Spaanse monniken antwoord, enkele passages uit mijn werken ter verbetering heb toegevoegd, die ik zelf ontdekte of waartoe vrienden adviseerden. Maar doordat ik hier op vrienden vertrouw, heb ik enkele passages, terwijl ik ze probeerde te verbeteren, slechter | |
[pagina 298]
| |
gemaakt. Dit boek is in 1529 verschenen;Ga naar voetnoot21. ik zal het u sturen, als ik iemand kan krijgen die de kleine last niet weigert. Het zou echter bij mij geen schaamte of weerzin wekken voor al mijn geschriften hetzelfde te doen, als ik een manier zag waarop ik alle beledigingen van iedereen kon verhelpen. Wat voor sommigen buitengewoon vroom lijkt, lijkt nu voor anderen goddeloos. Moet ik de regels van de voorschriften van de scholastici volgen? Zelf zijn zij het onderling oneens. Sommigen nemen aanstoot aan al wat met andere woorden is gezegd dan met de woorden die zij zelf in hun scholen gebruiken. Als ik hen tegemoet wenste te komen, zal alles om twee redenen geen effect hebben, ten dele omdat zeer veel leerstellingen van een school zodanig zijn dat zij, ook al steunen zij op een onbetwistbare waarheid, toch buiten de school geen invloed hebben, en ten dele omdat hun onjuist taalgebruik aan zelfs op zich aangename zaken aanzien ontneemt. Wat moet ik nu met degenen doen die zich inbeelden goed Latijn te kennen, hoewel ze van niets weten? Wat met hen die alles tot laster verdraaien, omdat zij een vijandige houding bij het lezen aannemen? Het ene klinkt verkeerd, het andere is verdacht, iets anders is verwant aan de dwaling van de Turlupijnen,Ga naar voetnoot22. het een is beledigend voor vrome oren, het ander is weinig eerbiedig en weer iets anders is niet voorzichtig genoeg gezegd. Als iets zo lijkt dat het de gemoederen van vorsten en pausen kan kwetsen, kan het een schisma veroorzaken. Alsof de waarheid op zich voor mensen met zweren niet weerzinwekkend is. Wat zou u ten slotte moeten doen met degenen die mijn werken niet lezen? Toch is het een heel grote groep, en niemand schreeuwt schaamtelozer. Wat adviseert u mij bij zo'n grote verscheidenheid aan meningen en kreten van mensen die niet luisteren, te volgen? In elk geval is het mijn voornemen om, als ik zelf iets in mijn boeken zou aantreffen of een ander op iets zou wijzen dat werkelijk met de onbetwistbare waarheid van het katholieke geloof in strijd is, dit spoedig te verwijderen. Iemand uit uw vriendenkring heeft veroordeeld wat ik in het colloquium Inquisitio heb geschreven, namelijk dat de vader de autor (‘schepper’) van alles is, terwijl ik ook twee goddelijke personen samenvoeg.Ga naar voetnoot23. Maar hij denkt dat autor niets anders is dan factor (‘maker’), hoewel autor vaak bron en begin van de zaak in kwestie is, autoritas begin en eerste oorsprong. Want de heilige Hilarius gebruikt die woorden vaak zo. Als hij vaardig in het Latijn was geweest, had ‘autor van alles’ daarom helemaal niet meer aanstoot gegeven dan ‘principium (“begin”) van alles’. Er komt geen eind aan deze ruzie en laster. Vaak klinken hier voor ons de Re- | |
[pagina 299]
| |
tractiones van Augustinus. Retractatio is echter niets anders dan een herziening. Want met deze titel verklaart hij niet, dat hij een verbetering van zijn fouten, maar een catalogus en een opsomming van zijn werken samenstelt en zogezegd de inhoud van zijn werken een voor een weergeeft. Daarbij heeft hij voor ogen, dat niets van zijn eigen werken verloren gaat, dat aan een ander wordt toegeschreven wat van hemzelf is of aan hem wordt toegeschreven wat van een ander is. Maar terloops voert hij enkele verbeteringen uit, dat geef ik toe, maar ze zijn van weinig belang. Hij gebruikte bijvoorbeeld ergens het woord ‘toeval’ en vergiste zich met de naam van een arts.Ga naar voetnoot24. Maar er zijn meer zaken die hij verdedigt, soms niet zonder uitvlucht. Maar hoeveel ernstiger zijn de punten, die in de boeken van die man zijn achtergebleven - dat mensen geen verdiensten hebben. Als iets dergelijks in mijn boeken wordt aangetroffen, ben ik een volgeling van Luther. Hoe vaak herhaalt hij dat de doop voor kinderen geen nut heeft, als zij het vlees van de Heer niet eten en zijn bloed niet drinken!Ga naar voetnoot25. Hoe vaak kent hij aan Petrus, de leider van de apostelen, de bijgelovige en verkeerde wens toe de heidenen naar het jodendom te sleuren?Ga naar voetnoot26. De rest laat ik achterwege. Zonder dat het zin heeft wordt dus zoveel ophef gemaakt van dit voorbeeld van Augustinus. Wie heeft zijn eigen fouten eerlijker verbeterd dan ik? Hoe vaak heb ik mijn Adagia herzien? Hoe vaak het Nieuwe Testament? Welk werk wordt opnieuw gedrukt waarin ik niet iets verbeter? Een jaar geleden heb ik in een aparte publicatie hetzelfde gedaan, vooral voor de werken waarvan ik aannam dat ze tijdens mijn leven niet opnieuw uitgegeven hoefden te worden.Ga naar voetnoot27. Daarom ben ik u, mijn dierbare vriend, erkentelijk voor uw bezorgdheid, omdat u mij aanmoedigt terwijl ik al vanuit mijzelf ren.Ga naar voetnoot28. Maar u zou mij een grotere dienst bewijzen, wanneer u mij duidelijk maakte wat terecht verbeterd moet worden. Want alles is vol van vermeldingen van ketterijen en vergissingen. Ik twijfel er niet aan dat u een oprechte bedoeling hebt, als u maar tijd had om mijn werken te lezen. Om naar de Grieken terug te keren: als u niemand hebt om uw werken te laten onderzoeken, blijft de volgende soort oefening over. Vertaal iets dat door een of andere geleerde is vertaald, maar bekijk het niet met zijn vertaling. Wanneer u hebt gedaan wat u kunt, vergelijk dan beide vertalingen met het Grieks. U zult merken dat dit een voordeel oplevert waarvan u geen | |
[pagina 300]
| |
spijt zult hebben. Ik denk dat Chrysostomus in het Grieks al bij een drukker in Verona is verschenen.Ga naar voetnoot29. Bij het vertalen verdient Theodorus van Gaza de hoogste lof. Angelo Poliziano is de grootste vakman. Ik heb bij het vertalen steeds aan een betrouwbare en geleerde eenvoud de voorkeur gegeven, vooral bij heiligenlevens. Budé staat hier dichter bij dan Poliziano. Ik geloof dat ik op alle onderdelen van uw brief een antwoord heb gegeven, misschien korter dan u zou willen. Maar u zult mij dat zeker niet kwalijk nemen, als u bedenkt dat ik na het gereedkomen van boeken mijn vermoeide geest voor de aardigheid zo heb ontspannen, dat ik tegelijkertijd ongeveer negentig brieven schreef, waarvan er heel wat twee pagina's langer zijn dan deze.Ga naar voetnoot30. Voor uw epigram ben ik u erkentelijk, maar u zegt in het Latijn iets anders dan in het Grieks. Want wanneer u Grieks spreekt, wilt u niet dat ik eerder van de praatjesmakers word bevrijd dan ik de dood tegemoet ga. Verder betwijfel ik of men streperus in plaats van obstreperus kan vinden. Ik zie niet wat de bedoeling is van het partikel an, tenzij omdat het een hiaat in het metrum vult. U had kunnen zeggen ekdikon Aonidôn. Maar ik maak, zeer dierbare Maillard, te veel misbruik van uw vriendelijkheid; ik hoop dat het heel goed met u gaat. Freiburg im Breisgau, 28 maart in het jaar na de geboorte van Christus 1531 U ontvangt hierbij een brief die ik zelf heb geschreven in een eerste versie, want ik had nauwelijks tijd om hem na het schrijven opnieuw te lezen. Maar ik verwachtte dat dit voor iemand die zo op mij gesteld is aangenamer zou zijn, als u een schrijfsel ontving dat juist met zijn doorhalingen en correcties de kenmerken weergeeft van een geest die zich spontaan, eerlijk en zonder uiterlijk vertoon bij een vriend laat zien. Desiderius Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven Degene die deze brief bezorgt is Ottmar Nachtgall, hoofdprediker van deze stad, buitengewoon bedreven in muziek en met een goede kennis van de talen en de schone letteren. Via hem kunt u, als u dat wilt, mij terugschrijven. Het ga u goed. |
|