De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2458 Aan hertog Willem V van Kleef
| |
[pagina 262]
| |
al heeft de kunstenaar dit voorteken uitstekend in het metaal gegraveerd, toch hebt u dit met veel meer succes weergegeven in uw brief die ons een heilzame vorst belooft, die de zeggenschap over zowel een uitgebreid als welvarend gebied verdient. U hebt mij een beker gegeven die ik aan vrienden en vijanden kan laten zien, zodat vrienden mij gelukwensen met de vriendschap van zo'n belangrijke vorst en vijanden pijn in hun ogen krijgen. En u hebt een brief gestuurd met de bedoeling, dat ik jongelieden van uw stand tot studie van de filosofie aanmoedig. Terecht staat het voorbeeld van Dionysius u niet aan, die mannen, vermaard om hun oprechtheid en geleerdheid, voor geen ander doel bij zich had dan om via hen bij zijn volk een goede reputatie na te jagen. Want dit was uiterlijk vertoon, geen verlangen naar deugd; het was de omgang met wijzen misbruiken, niet gebruik ervan maken. Maar u die zich liever als een goed vorst wilt laten zien dan te doen alsof, spreekt meer de uitspraak van Sophocles aan: ‘Heersers zijn wijs door hun omgang met wijzen.’Ga naar voetnoot4. Wat is nu innemender dan uw bescheidenheid, omdat u uw uitgebreide en prachtige gebied SpartaGa naar voetnoot5. noemt en laat weten, dat het voor u een grotere zorg is het op een juiste manier te besturen dan om het uit te breiden? Veel geluk met die mentaliteit, illustere vorst. Hadden andere heersers haar ook maar; dan zouden de aangelegenheden van mensen door minder zware stormen worden geteisterd. Het is natuurlijk het goede deel van de filosofie, dat Plato verlangt van degenen die een staat besturen, dat zij niet op de manier van sofisten over beginselen, het oneindige, tijd, beweging, en zaken die uit de aarde voortkomen discussiëren (hoewel het een vorst niet misstaat zelfs deze zaken te weten), maar dat zij een geest hebben die sterker is dan alle verlangens van het volk, en al hun handelingen en plannen afmeten aan de belangen van de staat en aan wat moreel goed is. Het duurt erg lang om deze zaken uit ondervinding te leren, en het is ook rampzalig voor het menselijk geslacht: men leert ze niet alleen met een snelle methode, maar ook veilig van de leerregels van filosofen of de omgang met wijzen. Het is het kenmerk van een alleenheerser om zonder advies aan een zaak van groot belang te beginnen. Maar om ervoor te zorgen dat een vorst uit de verschillende meningen iets kiest of krijgt dat het beste is om te doen, is het noodzakelijk dat hij een raadgever in zijn hart heeft. We zien door hoeveel rampen Frankrijk en Italië zijn geplaagd en ook tegenwoordig zwaar worden beproefd zoals bijna de hele wereld. Wij konden daarvan vrij zijn, als bepaalde vorsten een waarlijk filosofische geest hadden bezeten en zij liever de belangen van de staat dan hun persoon- | |
[pagina 263]
| |
lijke verlangens hadden willen dienen. Het geschenk van deze filosofie is tweevoudig: het ene is dat men duidelijk ziet wat juist en nuttig is, het andere dat men niet door een persoonlijk verlangen wordt afgeleid van wat het verstand heeft aangeraden, maar standvastig in weloverwogen besluiten volhardt. Verder wordt de verwachting van u die ik al lang geleden heb gekregen, in niet geringe mate versterkt omdat ik hoor dat uw beide oudersGa naar voetnoot6. niet alleen met andere deugden die bij een vorst passen zijn begiftigd, maar vooral met deze: dat zij zeer sterke verdedigers van rechtvaardigheid zijn tegenover degenen wier reusachtige misdaden geen enkel medelijden verdienen. Naar mijn mening moet men degenen die de reiziger met hun roverijen lastig vallen,Ga naar voetnoot7. daartoe rekenen. Terwijl dit op zich een zware misdaad is, wordt hij nog erger telkens als degenen die geld ontvangen om het gebied van roverijen te zuiveren, zelf aan het roven slaan, niet zonder grote schande voor de vorst. Maar ik houd op om u niet te vermoeien voordat u zich aan het lezen zet van het werk dat ik aan u heb opgedragenGa naar voetnoot8. en u toestuur. Moge de Heer u met uw zeer illustere ouders in goede gezondheid bewaren. Freiburg im Breisgau, in het jaar 1531 na de geboorte van Christus |
|