De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2459 Aan William Blount, lord Mountjoy
| |
[pagina 264]
| |
ik De vidua christianaGa naar voetnoot3. heb opgedragen, heeft in een eigenhandig geschreven briefGa naar voetnoot4. van haar gunstige gezindheid jegens mij getuigd, en dit was voor mij evenveel waard als een prachtig geschenk. In de hele wereld is het onrustig, en niemand van de vorsten en het gewone volk blijft deze algemene ramp bespaard. Dat is het treurspel van deze eeuw. Maar de hoogste koorleider zal naar ik hoop alles naar een gelukkig en applaus verdienend einde leiden. De macht van koning Ferdinand neemt van dag tot dag toe, zodat de hoop bestaat dat hij eens de machtigste en meest heilzame vorst voor de wereld zal zijn. Men hoopt op een wapenstilstand met de Turken,Ga naar voetnoot5. aangezien dit zowel voor de rust in de christelijke wereld, vooral Oostenrijk, noodzakelijk is als ook, naar ik meen, voor de uitbreiding van de grenzen van onze godsdienst bevorderlijker dan oorlog. Als je zoon Charles een dergelijke briefGa naar voetnoot6. op eigen kracht heeft geschreven, wordt het tijd dat Erasmus zijn pen weggooit. Natuurlijk wens ik jou van ganser harte geluk met zo'n zoon en hem met zo'n talent. Moge Hij die zijn geschenken heeft gegeven, deze ook bewaren. De afgelopen zomer had ik met artsen en chirurgen, dat wil zeggen beulen, te maken vanwege een hard en vreselijk abces, waarvan ik langzaam maar met succes ben hersteld.Ga naar voetnoot7. Het geluk zou mij niet ontbreken, als mijn gezondheid mij toestond op enige manier aan het hof van vorsten verbonden te zijn. Of ik moet leven zoals ik leef, of ik moet helemaal niet leven. Ik zwicht voor de lotsbestemmingen waartegen ik mij tevergeefs zal verzetten. Wat de schaamteloosheid van mijn lasteraars betreft weet jij helaas nauwelijks een derde van wat ik moet verdragen. Spanje heeft zijn slangen, zoals ook Italië, Frankrijk en Duitsland. Ook Engeland heeft ze, die in het geheim hun gif verspreiden; toch verschijnen ze niet op het toneel, maar laten ze hun toneelstuk opvoeren door mensen die ze in het geheim hebben geïnstrueerd. Tot nu toe heb ik moed gehouden zoals ik hoop dat het ook in de toekomst zal zijn. Dit is duidelijk mijn lot: bij belangrijke mensen ben ik geliefd of word ik gevreesd; ik word door honden en wandluizen aangevallen. Toch ben ik vastberaden voortaan aan schertsfiguren en kletsmeiers niet zoveel eer te bewijzen dat ik hen een antwoord waard acht. Want mijn beschermheren zijn eensgezind lieden die evenzeer in geleerdheid als wijsheid uitmunten: Tunstall, Sadoleto en Alciati. | |
[pagina 265]
| |
Ik zou willen, mijn beste Mountjoy, dat je geluk gelijk is aan je geest, niet omdat, zoals ze zeggen zaken voor mij tot stilstand zijn gekomen,Ga naar voetnoot8. maar omdat het past dat Erasmus, een oude man en zo'n grote strijder, nu met meer luxe leeft. Het ontbreekt mij in Duitsland niet aan belangrijke mannen die mij welgezind zijn, maar het is fatsoenlijker niet van oude mecenassen te wisselen. Ik vrees dat ouderdom mij binnenkort de aartsbisschop van Canterbury ontneemt.Ga naar voetnoot9. Wij hebben trouwens onderling een overeenkomst gesloten van degenen die tegelijk overlijden, om te voorkomen dat de een de ander zou overleven. Maar hoe dit ook verloopt of zal verlopen, ik beleef een buitengewoon genoegen aan jouw onafgebroken sympathie voor mij. Dit genoegen heeft jouw zoon, die jouw rol op zich neemt zoals hij in een brief aan mij laat weten, voor mij verdubbeld. Graag had ik de boeken van de Apophthegmata aan hem opgedragen, want de inhoud is verwant aan jouw geest en grenst aan de Proverbia.Ga naar voetnoot10. Maar de afgelopen zomer was voor mij improductief en de winter was vanwege mijn aangetaste gezondheid niet erg vruchtbaar. Elk eerste voortbrengsel van mij was ik aan Willem, hertog van Gulik, verschuldigd, een bijzonder begaafde jongeman.Ga naar voetnoot11. Daarna heb ik Livius, die met vijf boeken was uitgebreid, aan Charles opgedragenGa naar voetnoot12. om hem op deze manier tot het bestuderen van die schrijver aan te sporen en hoe dan ook zijn zeer verzorgde brief daarmee te compenseren, als ik geen gelijkwaardige brief kon schrijven. Als Simon Grynaeus, wiens naam in het voorwoord wordt genoemd, jou deze brief bezorgt, vraag ik je hem met zijn zaak behulpzaam te zijn, wat je zonder nadeel voor jezelf kunt doen. Hij is iemand die in Grieks en Latijn buitengewoon onderlegd is en zich ijverig in de filosofie en wiskunde heeft bekwaamd, zonder arrogantie en met een bijna overmatige bescheidenheid. Het verlangen Engeland te bezoeken heeft hem daarheen gedreven, maar vooral de liefde voor jullie bibliotheken. Hij zal naar ons terugkeren; daarom is mogelijk via hem wat je maar wilt te schrijven. Ik verzoek je dat te doen. Ik heb hem opgedragen het deel van Titus Livius aan jouw Charles aan te bieden. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 18 maart in het jaar 1531 na de geboorte van Christus |
|