De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2448 Aan Giambattista Egnazio
| |
[pagina 245]
| |
veel mensen word gekweld, hoewel het altijd mijn wens was dat mijn pen niet rood zou worden met het bloed van iemand. Een voldoende aanwijzing hiervoor is het feit dat er onder mijn talrijke verdedigingsschriften geen enkel smaadschrift voorkomt. Dat ik voor dit noodlot ben geboren verdraag ik gemakkelijker dan wanneer ik van de vele mensen die ik heb beledigd, evenveel verdedigingsschriften zou hebben afgedwongen. Tegen de goden te strijden is niet toegestaan. De hoogste koorleider naar wiens goeddunken het toneelstuk van het menselijk leven wordt opgevoerd, moet men gehoorzamen. Hij laat degenen optreden die hij wil en met de rol die dat hij wil. Als hij wilde dat jij Micio was en ik Demea,Ga naar voetnoot3. diende ieder van ons zijn rol op zich te nemen. De Heer weet wat voor ieder van ons geschikt is. Ik heb meer vijanden dan ik zou willen, ik zeg het eerlijk. Maar daarentegen heb ik niet weinig vrienden die in waardigheid, gezag, geleerdheid en integer gedrag uitmunten. Tot op heden heeft niemand bij mij moeilijkheden veroorzaakt, tenzij hij driftig was, jaloers, op verwaande wijze onwetend of door een belediging roem najoeg; sommigen is dat gelukt. Bijna niemand was rijker aan groepen vrienden dan ik, voordat deze strijd over geloofswaarheden ontstond. Ik wenste daarin rust te bewaren, maar het was niet toegestaan. Of ik wilde of niet, ik werd in een arena van gladiatoren geduwd, en het lijkt mij dat ik nooit van deze taak zal worden ontheven, hoewel mijn innerlijk van geen enkele zaak een grotere afkeer heeft. Mijn situatie was beter te verdragen als ik met één front van vijanden had moeten strijden. Nu word ik, terwijl ik van dichtbij met één afdeling een gevecht lever, van achteren aangevallen door degenen voor wie ik juist strijd, zodat dit soort gevecht een Geryon of iemand met honderd handenGa naar voetnoot4. verlangt; of tenminste iemand van het slag mensen, waarvan Aristophanes bij PlatoGa naar voetnoot5. vertelt dat het vroeger heeft bestaan - met een dubbel gezicht, vier armen en evenveel benen. Om te voorkomen dat jij, Egnazio, vermoedt dat dit door een fout van mijn karakter is gebeurd, ga ik het verhaal vanaf het begin vertellen. Al een tijd geleden woedde er in onze gebieden een ongelooflijke strijd tussen de aanhangers van een betere literatuur en de Griekse taal, en de vermomde rabbijnen,Ga naar voetnoot6. die liever hemel en aarde wilden bewegen dan de indruk te wekken iets niet te weten. Als ik mij hier niet als vaandeldrager heb bewezen, dan toch zeker als een dappere soldaat. Toen dit conflict op zijn hoogtepunt was, is deze meningenstrijd ontstaan, waardoor wij nu zien dat de wereld heftig wordt beroerd; en ik vrees dat, als God deze ramp niet afwendt, | |
[pagina 246]
| |
wij gruwelijkere dingen zullen zien. Hier hebben de meesten (om niet te zeggen allen) die in het kamp van de Muzen hadden gediend, zich aangesloten bij degene die de oprichter van de nieuwe partij was. Omdat ik zelf weigerde dit te doen, liep ik het gevaar dat ik volledig als iemand zonder bezoekers en zonder vrienden zou achterblijven. Toch waren zij heel welwillend tegenover mij, zolang zij hoopten dat ik, door verstandig te veinzen, mij te zijner tijd bij hun partij zou aansluiten. Maar nadat ik, niet opgewassen tegen vijandigheid, was gedwongen tegen die partij en haar leider vol vuur het zwaard te trekken, begon iedereen, die voorheen mijn meest gezworen vriend was geweest, mijn ergste vijand te zijn. Het was intussen voor mij niet mogelijk vriendelijker om te gaan met degenen tegen wie ik mij ter verdediging van de talen en de schone letteren ijverig had verzet. Zij probeerden de wereld ervan te overtuigen dat deze godsdienstbrand niet kon worden geblust, tenzij de humaniora en hun aanhangers, onder wie vooral Erasmus, tegelijk uit de weg werden geruimd. Zo is het gekomen dat ik door mijn vrienden in de steek ben gelaten en aan beide kanten met elk soort projectielen word belaagd, zonder verdediging door enige waardigheid of gezag, zodat ik ook door wandluizen ongestraft word gestoken, ware het niet dat ik tot nu toe met steun van de keizer hoe dan ook heb standgehouden. Toch zou ik dit liever willen dan mijn naam aan een of andere sekte te geven of diegenen te vleien, die onder de naam van Christus naar niets anders streven dan een wereldse alleenheerschappij voor zich tot stand te brengen en te versterken. Voor hen was de smaak van het bloed van de boeren zo aangenaam dat zij, dorstig naar het bloed van heel Duitsland, geen steen onberoerd lieten om beide Duitslanden, Opper-Duitsland en Neder-Duitsland, tot binnenlandse oorlogen op te hitsen. Ze zien niet dat, als dit gebeurt, het voor de kerk even verderfelijk als voor het volk rampzalig zal zijn. Intussen zullen zij zelf veilig als toeschouwers van een publieke ramp met Nero over de inname van Troje zingen.Ga naar voetnoot7. Bij jullie verblijft de belangrijkste ophitser van deze ellende, die door middel van intriges niets achterwege laat.Ga naar voetnoot8. Alle voorbereidingen zijn gericht op een verderfelijke oorlog. Als men in het begin mijn adviezen ter harte had genomen, zou deze ramp al in slaap zijn gebracht of zich beslist niet zo wijd hebben verspreid. Nu blijft voor ons niets anders over dan dat we, na eerst ons leven ten goede te hebben veranderd, eerder de Heer dan wapens om hulp vragen. Onder de dekmantel van deze oorlog zal de wereld door joden en ketters overspoeld worden. Moge de Heer de ogen van vorsten openen. Als jij, zeer verstandige man, mijn oprechtheid noemt, heb je juist de vinger op mijn | |
[pagina 247]
| |
zwakke punt gelegd. Wat mij mijn hele leven aan rampen is overkomen, heb ik aan mijn oprechtheid te danken die ik tot nog toe niet heb kunnen afleren, zelfs nadat ik door zoveel rampen was gewaarschuwd. Terwijl ik anderen soms goede adviezen kan geven, houd ik door een of andere noodlottige kracht niet op anderen met mijn eigen karakter te beoordelen. Ik ben je erg dankbaar, mijn beste Egnazio, omdat je zo op mij bent gesteld dat jij je zoveel zorgen maakt over mijn gezondheid, en omdat je zo'n hoge dunk van mij hebt, dat je meent dat het voor de kerk van het grootste belang is dat Erasmus veilig is. Het ene getuigt van je vroomheid, het andere van je oprechtheid. Want van de drie punten die je noemt, herinner ik mij niet zonder genoegen de oude vriendschap die ik met je in Venetië had, verlang ik eerder naar een uitmuntende deugdzaamheid dan dat ik haar herken; en mijn geleerdheid geef ik weliswaar toe, maar zij is zo gering dat ik eerlijk zeg dat zij onder het gemiddelde ligt. De letteren hebben zo gebloeid dat Erasmus tot de analfabeten gerekend zou moeten worden, als deze uiteenlopende meningsverschillen niet alles in de war hadden gebracht. Zasius stelt het goed en groet u terug en tegelijk met hem Henricus Glareanus, een veelzijdig geleerde die hier met de hoogste lof in de humaniora onderwijs geeft. Wat Chrysostomus betreft zie ik dat je door je vrienden bent bedrogen. Als je toch wat in handen krijgt, vraag ik je het naar Froben te sturen.Ga naar voetnoot9. Het werk is al verschenen,Ga naar voetnoot10. maar zij treffen voorbereidingen om zodra dit mogelijk is een deel toe te voegen. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 13 maart in het jaar 1531 na de geboorte van Christus |
|