2444 Aan Quintinus
Freiburg, 9 maart 1531
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend QuintinusGa naar voetnoot1.
MontanusGa naar voetnoot2. heeft zijn plicht vervuld: hij maakte bij mij melding van u en bracht uw groeten over. Maar wat heeft dit te betekenen? U wilde dat ik niets anders over u wist dan dat u verlangt als mijn vriend te worden erkend? Geen enkel woord namelijk over uw studies of over de stand van zaken bij u. Wat u vraagt is al lang geleden door mij gedaan. Ik heb u geschreven, maar of u mijn brief heeft ontvangen weet ik niet. Hoe zou ik u tot mijn vriend kunnen verklaren, wanneer u wilt dat ik van uw zaken niets weet? Als u wilt dat ik op u gesteld ben, laat dan zien dat u beminnelijk bent. En als u wilt dat ik u als mijn vriend erken, zorg dan dat ik duidelijk begrijp dat ik uw vriend ben. Ik schrijf u dit niet omdat ik iets verkeerds over u vermoed, maar om u tot uw verplichtingen aan te sporen. De panische onrust die mijn CiceronianusGa naar voetnoot3. teweeg heeft gebracht, maakt dat ik heel wat minder dan gebruikelijk het karakter van de Fransen vertrouw. Het ga u goed.
Freiburg, 9 maart, 1531 na Christus' geboorte