De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2442 Aan Franciscus Cassander
| |
[pagina 215]
| |
te stemmen. Of ik daarmee iets heb gedaan dat de moeite waard is, moet u zelf beoordelen. Ik heb een commentaar geschreven op psalm 33 uit erkentelijkheid voor de uitmuntende bisschop van Würtzburg,Ga naar voetnoot4. die zich bijzonder verdienstelijk voor mij heeft gemaakt. Toch had iemand andersGa naar voetnoot5. de opdracht gegeven en ik kan niet raden om wat voor reden. In de winter heb ik bijna niets anders gedaan dan een voorwoord schrijven voor de Griekse editie van Aristoteles en voor Livius, die met vijf boeken is uitgebreid.Ga naar voetnoot6. Veel brieven heb ik geschreven naar vooraanstaande personen van de Rijksdag van Augsburg, maar in de huidige omstandigheden is het niet opportuun ze te publiceren.Ga naar voetnoot7. Op beide punten hebt u een antwoord: hoe het met mij gaat en wat ik onder de bescherming van de Muzen heb gedaan. Ik zou voor u niet willen verbergen dat hier niets is afgeleverd behalve uw eerste brief,Ga naar voetnoot8. waarin u mij, doordat u de gelegenheid kreeg een vraagje te stellen, tot vriendschap uitnodigde, en uw laatste die u op 13 november had geschreven. U ziet dus dat vijf brieven verloren zijn gegaan. Ik van mijn kant twijfel er niet aan dat u, verstandig als u bent, niets aan een brief toevertrouwt dat met gevaar voor u en voor mij in andere handen zou kunnen komen. Toch moet u erop letten aan wie u de brief toevertrouwt, om te voorkomen dat voor u de inspanning van het schrijven en voor mij het bijzondere genoegen dat ik aan uw brieven pleeg te beleven, verloren gaan. Wilt u mij beleefd aanbevelen bij de eerwaarde heer bisschop van Sénez en zijn broer de burggraaf,Ga naar voetnoot9. en doe tegelijk namens mij de hartelijke groeten terug aan de proost van Saint-Désiré.Ga naar voetnoot10. Het ga u goed. Freiburg, 6 maart 1531 |
|