De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2441 Aan EleutheriusGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 211]
| |
turius eerst in het geheim naar de arts SimonGa naar voetnoot4. heb gestuurd om hem in Keulen te laten drukken, voordat degene tot wie hij was gericht hem had ontvangen? Past het degenen die de waarheid verkondigen, zo aan leugens toe te geven? Ik heb integendeel eerst de brief als manuscript naar Vulturius gestuurd en gewaarschuwd, dat hij wellicht zou worden gedrukt. Daarna is hij in Freiburg gedrukt, lang voordat hij Keulen bereikte waar hij buiten mijn weten door mijn dienaar naar toe is gebracht. Ik wilde natuurlijk niet dat dit gebeurde, juist om te voorkomen dat mijn drukker enig nadeel zou ondervinden als het daar nogmaals werd gedrukt. Daarom was uw dienst, waarmee u een kopie naar Vulturius en zijn hele vriendenkring stuurde en hem met zo'n huiveringwekkend bericht tot een oorlog aanzette, helemaal niet nodig. Wat uw twijfels over Bucer betreft, dient u te weten dat ik de man zelfs van gezicht niet ken, laat staan dat er tussen ons enige vertrouwelijke omgang is ontstaan. Toch was ik ervan overtuigd dat hij wat meer beleefdheid en inzicht bezit dan dat boek,Ga naar voetnoot5. dat vergif met veel honing kruidt, laat zien. Leek het feit dat Hutten opmerkingen over de bul van LeoGa naar voetnoot6. publiceerde werkelijk zo'n mooie actie, dat u Vulturius uitnodigde hem na te volgen? Waarom nodigt u met dezelfde moeite hem niet uit om alle krijgslisten die Hutten te land en ter zeeGa naar voetnoot7. heeft toegepast, na te volgen? Wat is er met dat belachelijke commentaar bereikt? Gaat het daarna beter met het evangelie? Heel wat slechter, denk ik. De magistraat van Straatsburg heeft de drukker in de gevangenis geworpen en maakte daarmee voldoende duidelijk, hoezeer hij het werk van Vulturius goedkeurde. Maar de wraak is zoet. Is deze ook ten koste van uw zaak verworven? Wat een evangelische lankmoedigheid! Maar waar heb ik gezegd dat jullie als vogeltjes in een kooi opgesloten worden vastgehouden? Houden zeer velen zich soms niet uit angst schuil? Is het soms niet zo dat de meeste mensen geen reis ondernemen, tenzij ze een vrijgeleide van vorsten hebben?’ Wie was die fantast die zei dat ik amper uit Freiburg durf weg te gaan? Maar mij is toegestaan om ook naar Bazel terug te keren, als ik dat zou willen en in Straatsburg te wonen als ik daar zin in had. ‘Waarom,’ zegt u ‘vertrekt hij niet naar Leuven? Waarom niet naar Keulen? Waarom niet naar Parijs?’ Waarom voegt u er niet aan toe: ‘Waarom niet naar Toledo, Rome of Jeruzalem?’ Met tegenzin ben ik naar Freiburg ver- | |
[pagina 212]
| |
huisd. Er is geen sprake van dat ik voor mijn genoegen langs alle steden moet trekken. Wat heb ik in Parijs of Keulen te doen? Maar stel dat het voor mij niet veilig is waarheen ook maar te reizen. Waar komt dan dit gevaar anders vandaan dan dat ik tegenover u milder was dan zij wilden? Natuurlijk dienden u, heel eerlijke mensen, mij dit te verwijten. Ben ik het die beweert dat het evangelie is omgebracht? Mijn oren zijn al gevoelloos geworden voor woorden zoals ‘evangelie, evangelie, evangelie’. Maar wie van de engelen heeft bij jullie onthuld, dat ik tegen jullie schreef met de bedoeling mij met de sofistenGa naar voetnoot8. te verzoenen? Alsof ik niet zou weten wat ik op welke manier moet schrijven, als ik met veronachtzaming van mijn geweten er alleen maar streefde bij hen weer in de gunst te komen. Het ontgaat me niet dat, zoals u zegt, bepaalde sofisten luid roepen dat ik de aanstichter van deze tragedie ben. Maar dezelfde mensen hebben eerder, totdat ze hees waren, geroepen dat ik het met Luther eens ben.Ga naar voetnoot9. Omdat niemand dit meer geloofde vonden zij een ander onderwerp om te roepen. Maar hoewel u weet dat beide beschuldigingen vals zijn, bent u toch verheugd dat het Erasmus ongeacht op welke manier lastig wordt gemaakt. Wat een harten vol heiligheid! Alberto Pio uit Carpi heeft, terwijl hij, ontheven van zijn eigen zaken, zich met andermans zaken bezighield,Ga naar voetnoot10. getracht door het uitgeven van een boekGa naar voetnoot11. mensen te overtuigen van hetgeen die lieden brommen.Ga naar voetnoot12. Ik heb daarop geantwoord, maar met het huren van verscheidene medewerkers hervatte hij de strijd. Een enorm werk wordt nu, naar ik meen, in de drukkerij van Bade in alle haast gedrukt.Ga naar voetnoot13. Omdat hij ziek was had hij zijn aandacht van het schrijven afgewend, maar om de franciscaanse broeders een gunst te bewijzen liet hij het boek drukken, en terwijl het nog niet gereed was is hij overleden.Ga naar voetnoot14. Natuurlijk is dit volgens het spreekwoordGa naar voetnoot15. vluchten na met de angel te hebben gestoken. Toch hoop ik dat zijn ziel zich tussen de serafijnse geesten vermaakt. Want zijn lichaam is drie dagen voor zijn dood met een franciscaanse pij getooid en na zijn dood in dezelfde kleding op de schouders van franciscanen midden door de stad in een plechtige | |
[pagina 213]
| |
optocht naar het klooster overgebracht. Niets van de ceremoniën die zij gewoonlijk aan de eigen kinderen van Franciscus wijden,Ga naar voetnoot16. is overgeslagen. Wat hoor ik? Vlei ik Luther in die brief aan Vulturius, omdat ik hoop dat hij zijn zaak zal verliezen? Wat voor soort redenering is dit, vraag ik. Wij vleien degenen van wie we hopen dat ze zullen verliezen? Maar omdat u met uitzondering van de eucharistie gemene zaak met hem maakt, hoe kan het dan dat ik, zoals u zegt, door tegen u te schrijven hem vlei? ‘Het voorwoord bij de werken van Augustinus,’Ga naar voetnoot17. zegt u, ‘is voor de sofisten zo'n grote belediging, dat zij hem nooit gunstig gezind zullen zijn.’ Ik van mijn kant meen dat ik in dat voorwoord mijn stijl zo heb gematigd, dat niemand met recht zich beledigd kan voelen. Of viert u voortdurend triomfen als Erasmus de sofisten niet tevredenstelt? Als daar iets is dat sommigen aanstoot geeft, vermoed ik dat dit komt omdat ik zeg dat de gezegende Augustinus uitsluitend met het zwaard van het goddelijk woord tegen ketters heeft gestreden. Terwijl het in uw voordeel werkt, bent u verheugd dat het voor mij slecht uitvalt. Echt een wonderlijke naastenliefde! Hoe duidelijk verklaart u verder de naam Vulturius, alsof ik hem van gierigheid beschuldig? Ik wist dat het verwijt van verkwisting eerder aan hem zou kleven dan dat van gierigheid. Maar als u niet wist dat ‘Vulturius’ het werpen van dobbelstenen betekent,Ga naar voetnoot18. kon u tenminste weten dat ik een toespeling op zijn echte naam in het Duits had gemaakt.Ga naar voetnoot19. Dit heb ik gedaan om te bereiken dat hij bij minder mensen belachelijk wordt gemaakt. Ik heb hem Vulturius genoemd zoals ik u nu Eleutherius noem. En ik sta u toe dat, zoals hij liever wilde dat zijn eigen naam in plaats van Vulturius bekend werd, u in plaats van Eleutherius wordt genoemd wie u bent. Ten slotte sommeert u ook Vulturius om, als hij werkelijk een leerling van Christus verlangt te zijn, deze smet haastig uit te wissen. Want zijn degenen die onmiddellijk op wraak zinnen werkelijk echte leerlingen van Christus? Is met dat schitterende commentaar bereikt dat iedereen uiterst gunstig over Vulturius oordeelt? Als hij dit niet op uw advies had uitgegeven, zou hij dezelfde reputatie hebben als ik. En wat ten slotte? Een onverzadigbare geldzucht! Noem mij zelfs één iemand van wie ik iets - ik zal niet zeggen heb afgeperst, maar gevraagd, en ik zal u velen opnoemen | |
[pagina 214]
| |
van wie ik wat zij spontaan aanboden niet heb aangenomen, en velen aan wie ik mijn beperkte middelen heb geschonken. Van Johann Froben heb ik iets aangenomen, of liever gezegd, ik heb het niet aangenomen, maar hij heeft het mij opgedrongen als iets dat ik had verdiend; ik heb echter nauwelijks een derde van wat hij aanbood aanvaard.Ga naar voetnoot20. En volgens u heeft Erasmus een onverzadigbare geldzucht? Naar mijn mening ben ik meer vrij van deze ondeugd dan Vulturius. In veel ondeugden ben ik de mindere, dat geef ik toe, maar hebzucht heeft nooit beslag op mij gelegd. Met dergelijke brieven, waarin zeer veel ijdelheid voorkomt en geen greintje oprechtheid, sporen de evangelischen elkaar tot vroomheid aan. Ik onderhoud een langdurige vriendschap met veel mensen, met wie ik desondanks over geloofsopvattingen van mening verschil. Als iemand het met u niet eens is, wordt u van vrienden onmiddellijk bittere vijanden. U moest natuurlijk die vrome geschriften opstellen die met de zaak van het evangelie zo bevorderlijk zijn, waarbij u ook de voorschriften van artsen negeerde. Ik wens u gezondheid van lichaam en geest. Freiburg, 6 maart 1530Ga naar voetnoot21. |
|