De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2437 Van Johann Koler
| |
[pagina 203]
| |
Ik stuur u de bladzijden terug die u tegen die ThrasoGa naar voetnoot6. had geschreven en die Polyphemus had bezorgd. Ik denk dat u ze achter moet houden en niet moet publiceren, tenzij die opschepper met nieuwe dreigementen tegen u zou komen. In dat geval zou u met een dergelijk antwoord tegen hem moeten optreden. De heer Anton Fugger betreurt het verlies van de laatst verzonden wijnGa naar voetnoot7. in hoge mate, weliswaar niet het verlies van de wijn, maar hij betreurt het nog meer dat de ijver en nauwgezetheid bij het transport en het huren van een eigen koetsier hem helemaal niet hebben gebaat. Daarom wilde hij u in plaats van de verloren gegane wijn andere sturen, in de hoop dat de zaken nu voorspoediger zouden verlopen en de wijn met meer zorgvuldigheid bij u zou komen. Ik vertrouw erop dat deze u al een tijd geleden met mijn brief heeft bereikt.Ga naar voetnoot8. Het is aan u ons onmiddellijk te laten weten of hij naar behoren bij is afgeleverd. Ik heb geschreven dat de koetsier hier voor het transport is betaald, zodat u geen kosten hoeft te maken. Wat onze vriend die bij u verblijftGa naar voetnoot9. betreft, schrijft u dat hij iets vermoedt, en denkt u dat ik uw brief aan enkele mensen heb laten zien die hun mond niet hebben gehouden, en dat wat u over hem had geschreven hem ter ore was gekomen. Maar ik zou willen dat u er vast van overtuigd bent, dat ik uw brief aan geen enkele andere sterveling dan alleen Anton Fugger heb laten zien, en dat ik dat heb gedaan omdat ik wenste dat Anton over zijn karakter en gedrag, hoewel die hem trouwens voldoende bekend waren, toch nog meer zekerheid zou hebben. Ik kan mij er niet van overtuigen dat Anton hem iets heeft laten weten. Maar ik voorspel liever wat hij vermoedt. Want de afgelopen dagen heeft hij, toen hij had begrepen dat Mathias Kretz van plan was van zijn functie van prediker hier neer te leggen,Ga naar voetnoot10. bij mij erop aangedrongen bij de kanunniken een goed woord voor hem te doen, zodat deze functie aan hem werd toegewezen; hij zei immers dat hij hierheen weer wilde terugkeren. Omdat ik het gedrag van de man al lang door en door kende, heb ik onverhuld laten blijken hoe welkom zijn terugkeer hier zou zijn, en daarom heb ik hem afgeraden deze functie nog langer te ambiëren, waarbij ik ook duidelijk aangaf dat ik geen bemiddelaar zou zijn. Hoe onaangenaam hij dit vond, blijkt uit het feit dat hij mij verder geen letter heeft geschreven, ook niet voor zaken waarin mijn medewerking voor hem bijzonder nodig was. Het ontgaat mij niet dat hij nu (vriendelijk en gelijkmoedig als hij is) door jaloezie wordt verscheurd, omdat hij beseft dat uw vriendschap met | |
[pagina 204]
| |
onze zeer eerwaarde bisschop en onze Anton zo groot is en uw vertrouwelijke omgang met hen zo intensief, en omdat zij u met zoveel enthousiasme hierheen hebben uitgenodigd.Ga naar voetnoot11. Het kan hem niet onbekend zijn dat zij u herhaaldelijk geschenken hebben gezonden. Degene die de man meer van nabij kent, weet zonder meer hoezeer die feiten hem kwellen en verontrusten. En omdat hij niemand anders tot zijn beschikking heeft, stort hij al zijn verontwaardiging over u uit, in de mening dat u er de oorzaak van bent dat hij zelf minder aanzien geniet, terwijl hij aan de andere kant over u, over Anton zelf en over mij nooit (ook toen hij hier verbleef) gunstig heeft gesproken, vaak mij vooral bij zijn drinkebroers ervan heeft beschuldigd tot de partij van Luther te behoren en mij met zijn tanden volledig uiteen heeft gereten, terwijl hij intussen dikwijls mijn gast was en van dag tot dag met eerbewijzen werd overladen. Hoewel ik door mijn vrienden zelfs werd gewaarschuwd ben ik toch niet opgehouden hem zeer veel gunsten te verlenen, omdat ik op een dwaze wijze mijzelf ervan overtuigde, dat ik door een grote hoeveelheid diensten de kwaadwilligheid en verdorvenheid van de man zou overwinnen. Hoezeer mijn pogingen tevergeefs waren, heb ik meer dan voldoende tot mijn nadeel ondervonden. Aan Kretz heb ik de hartelijke groeten van u overgebracht.Ga naar voetnoot12. Wat voor man hij is heb ik in mijn laatste brief u voldoende duidelijk gemaakt. Hij is een goed, eenvoudig en ontwikkeld iemand, toch gaat hij veel om met Eck en Faber. Hij zal ervoor zorgen dat Eck u welgezind is wanneer u dat wilt; hij legt zich in ieder geval volledig op de letteren en de scholastieke theologie toe en is ook een goede vriend van mij. Wij wensen dat u hierheen zou komen als dat mogelijk zou zijn, en wij twijfelen er niet aan dat u, wanneer u eenmaal hier bent gekomen, uw vertrek niet zult betreuren. Er is geen enkele reden bang te zijn voor Eck en ook niet voor de hertog van Beieren,Ga naar voetnoot13. die zelfs meer invloed heeft. Want als zij enige macht in deze stad bezaten, hadden zij meer mensen hier verdreven en niet toegestaan dat die hier bleven. Wanneer u hier bent zult u in ieder geval dezelfde positie en veiligheid hebben als Anton zelf en wij allen, hoewel ik bij u niet verder durf aan te dringen en uit te nodigen, omdat ik besef hoe zwaar u deze reis lijkt. Want als hier iets ongelukkigs zou ontstaan (mogen de goden dat verhoeden), zou ik niet willen dat alle schuld op mij wordt geschoven, omdat ik naar niets meer streef en verlang dan dat er voortreffelijk voor u wordt gezorgd en uitstekend in uw veiligheid en comfort wordt voorzien. Ik zou ook liever alle rampen doorstaan dan dat u zelfs de kleinste | |
[pagina 205]
| |
tegenspoed overkwam. Daarom zult u, beste Erasmus, doen wat u het meest geschikt lijkt. Niets maakt het verlangen bij ons naar u groter dan het feit dat het ons overduidelijk lijkt, dat u nergens anders dan bij ons comfortabeler en veiliger zult leven. Als u er anders over denkt, zult u niettemin over onze genegenheid voor u tevreden zijn. Onze Anton verzocht mij u de hartelijke groeten over te brengen. Ook hij staat volledig tot uw beschikking en is zeer aan u gehecht...Ga naar voetnoot14. |
|