De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Erasmus van Rotterdam groet de jonge edelman Charles MountjoyHoewel ik tot nog toe nooit de mogelijkheid heb gehad jouw gezicht, zeer illustere jongeman, te aanschouwen, zie ik toch in jouw brief aan mijGa naar voetnoot1. - buitengewoon helder, geleerd, scherpzinnig, vriendelijk en oprecht - het beste deel van jou, je geest, zo uitgedrukt, dat geen Apelles een afbeelding van jouw lichaam op een schilderij duidelijker kon weergeven. Jouw zo zeldzame en gevarieerde natuurlijke gaven, en dat vooral op die leeftijd, heb ik gaarne en met het grootste genoegen bewonderd. Natuurlijk verwachtte ik van de zoon van William Blount niets dat niet uitmuntend is. Maar ik zeg het eerlijk - jij hebt de verwachting die ik van je vorderingen had gekoesterd ver overtroffen. Ik zal deze brief bewaren om niet alleen van tijd tot tijd met genoegen aan je te denken, maar ook om met dit document, alsof het een officieel stuk is, jou ertoe te kunnen bewegen voort te gaan zoals je bent begonnen, totdat je aan deze schitterende onderneming de laatste hand hebt gelegd.Ga naar voetnoot2. Je schrijft immers dat je door de brief die ik als voorwoord bij de Adagia heb geschreven,Ga naar voetnoot3. als het ware op het toneel bent gebracht, zodat je (of je wilt of niet) wordt gedwongen door een goede opvoering van een toneelstuk de oren en ogen van de menigte voldoening te bezorgen. In heb er inderdaad nog geen spijt van dat ik jou, mijn beste Charles, deze last heb opgelegd. Maar van de andere last waardoor je, zoals je zegt, zelfs meer wordt gehinderd, omdat jij je bezorgd afvraagt op welke manier je mij voor mijn verdiensten jegens jou moet bedanken, bevrijd ik je graag. Want ik ben niet bang dat jij jouw dierbaren in hun verwachting teleurstelt. Integendeel, jouw voortreffelijk begin of liever gezegd de eerste akte van het toneelstuk biedt ons hoop dat jij, zoals je mijn verwachting hebt overtroffen, ook die van anderen voorbijstreeft. Wanneer jij je hebt onderscheiden, vind ik dat jij, als ik enige verdiensten jegens je heb, mij jouw dank volledig en zelfs ruimschoots hebt betuigd. De oprechte genegenheid waarmee ik jouw zeer illustere vader voortdurend heb bejegend en die ik nu naar jou alsof jij hem was heb overgebracht, verwacht geen andere beloning dan dat jij je zo laat zien zoals zij wenst. Om voor jou bij het opvoeren van dat toneelstuk niet over te komen als iemand die alleen maar aanspoort en applaudisseert, maar ook om enige hulp te bieden leek het mij goed Titus Livius, de prins van de Latijnse geschie- | |
[pagina 199]
| |
denis, aan jouw naam op te dragen. Hij is weliswaar al vaak gedrukt, maar nooit eerder zo schitterend en met zo weinig fouten; en als dit nog niet genoeg is, met vijf boeken die onlangs zijn ontdektGa naar voetnoot4. uitgebreid. Geleid door een goede genius heeft Simon Grynaeus - een man die in elk genre van de letteren zonder arrogant te zijn zeer bedreven is en geschikt voor de bevordering van de vrije kunsten - deze gevonden in de bibliotheek van het klooster Laurissum of in de volksmond Lorsch. Dit klooster ligt in het gebied van Worms of Berbethomagus, aan de overkant van de Rijn, en is door Karel de Grote meer dan zevenhonderd jaar geleden gebouwd en van een zeer rijke hoeveelheid boeken voorzien.Ga naar voetnoot5. Want dit was vroeger een belangrijke zorg voor de vorsten, en het is doorgaans de belangrijkste schat van de kloosters. Het handschrift was van een verbazingwekkende ouderdom en naar oude gewoonte met een onafgebroken reeks letters zo geschreven, dat het behalve voor een geleerd, nauwkeurig en juist hierin ervaren iemand erg moeilijk was het ene woord van het andere te scheiden. Het vervaardigen van een kopie voor gebruik door de drukker was zodoende een zware taak. Met evenveel zorg als betrouwbaarheid is ervoor gewaakt, dat er bij het overschrijven nergens van het handschrift werd afgeweken. Als het fragment dat Mainz ons gaf,Ga naar voetnoot6. ongeacht de staat waarin het verkeerde, een tijd geleden met grote vreugde van geleerden is ontvangen, met hoeveel applaus behoort dan zo'n grote uitbreiding van de geschiedenis van Livius te worden begroet? Moge de almachtige God ervoor zorgen dat deze auteur volledig en zonder lacunes voor ons wordt hersteld. Geruchten die door de mond van bepaalde mensen de ronde doen, bieden hiervoor enige hoop, doordat de een in Denemarken, de ander in Polen en weer een ander in Duitsland beweert dat er fragmenten van Livius bestaan. Nadat het toeval tegen ieders verwachting in deze overblijfselen heeft aangeboden, zie ik beslist niet waarom wij zouden wanhopen dat ons meer ten deel kan vallen. En hier zouden, althans naar mijn mening, vooraanstaande personen iets doen dat bij hen past, als zij door beloningen in het vooruitzicht te stellen geleerden zouden aanmoedigen zo'n grote schat op te sporen of zelfs tot een uitgave te bewegen - voor het geval er wellicht mensen zijn die een zaak die voor algemeen nut is bestemd, tot groot nadeel van de wetenschap tegenhouden en verbergen. Want het lijkt buitengewoon dwaas, dat mensen om een beetje goud of zilver te | |
[pagina 200]
| |
vinden met zulke hoge kosten en zulke grote gevaren bijna tot aan de onderwereld in de ingewanden van de aarde graven, en dit soort schatten die voor hen zoveel kostbaarder zijn zoals de geest belangrijker is dan het lichaam, geheel en al verwaarlozen en geen enkel onderzoek waard achten. Dit is de geest van mensen als Midas, niet van vorsten. Omdat ik weet dat jouw aard daarmee helemaal niet overeenstemt, twijfel ik er niet aan dat jij dit voordeel gretig zult aangrijpen. Vooral twee feiten maken, dat niemand eraan kan twijfelen of deze halve decade echt van Titus Livius is. Ten eerste de stijl zelf die met al zijn kenmerken zijn auteur weergeeft; vervolgens de inhoud of samenvattingen van Lucius Florus, die in alles met deze boeken overeenkomen. Omdat ik wist dat voor belangrijke personen geen lectuur geschikter is dan die van geschiedschrijvers, van wie Titus Livius zonder meer de eerste plaats inneemt (ik heb het over Latijnse auteurs) vooral omdat er van Sallustius' Historiae niets dan twee fragmenten bestaan, en ik mij bedacht wat voor een zogezegd onverzadigbare verslinder van geschiedenissen jouw vader altijd is geweest op wie jij ook in dit opzicht lijkt (ik twijfel daar niet aan), meende ik niet ongepast te handelen als deze vijf boeken, aan jou persoonlijk opgedragen, het licht zouden zien. Ik zou trouwens niet willen dat je hier te veel op je vader lijkt. Want hij pleegt zich iedere dag vanaf de avondmaaltijd tot middernacht over boeken te buigen, tot ergernis van zijn vrouw en zijn gevolg en onder veel gemor van zijn dienaren. Hoewel dit voor hem tot nu toe zonder schade aan zijn gezondheid mogelijk was, denk ik toch niet dat het raadzaam is dat je dezelfde dobbelsteen werpt,Ga naar voetnoot7. omdat die misschien niet even gelukkig zal vallen. Toen jouw vader bij zijn studie een medestudent van de huidige koning (toen nog een jongeman) was, hielden zij zich in elk geval het liefst met geschiedenis bezig, en dat met volledige instemming van diens vader Hendrik vii, een buitengewoon oordeelkundige en verstandige koning. Bij deze uitgave is de chronologie van Henricus Glareanus gevoegd, een buitengewoon en veelzijdig geleerd iemand, wiens onvermoeibare ijver niet alleen de beroemde universiteit van Freiburg, maar ook de hele regio met de geesteswetenschappen verfijnt, siert en verrijkt. Deze chronologie toont de opeenvolging van de tijden, de soorten oorlogen en de namen van personen over wie tot nog toe opvallende verwarring bestond, die door een fout van kopiisten en halve geleerden is veroorzaakt. Maar het was het enige licht van de geschiedenis. Als deze poolster ontbreekt, is het varen in de zee van de geschiedenis volledig blind. En als deze draad er niet zou zijn, raakt de lezer, zelfs een geleerde, door een onoplosbare vergissing in de labyrinten van historische gebeurtenissen verstrikt. Als u van mening bent dat jouw brief met | |
[pagina 201]
| |
dit geschenk goed is beloond, zal het jouw beurt zijn mij een brief te doen toekomen. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 1 maart 1531 |
|