De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus2430 Van Matthias Kretz
| |
[p. 173] | |
beide brieven houd ik verborgen, kus ze hartelijk en vereer ze meer dan goud en topaas. Ik heb absoluut niets om u van mijn kant, heer, te geven behalve een dankbaar hart, dat u zeer genegen is, veel ontzag voor u heeft en een groot bewonderaar van u is. Ik zou dat zeker met daden bewijzen, als een gelegenheid zich aandiende. Onlangs heb ik trouwens Augsburg aanbevolen. Maar nu is de stad tegen de verwachting in zo geworden, dat het afkeuring verdient. Met de keizer wordt de spot gedreven; wat aan hem is beloofd wordt onvoldoende nageleefd. Uit Straatsburg worden nieuwe predikers aangetrokken, die bijna alle kloosters met hun preken ontheiligen. Onlangs hebben ze ook de Sankt Moritzkerk aangevallen, een plaats die de heren Fugger tot nu toe onaangetast hebben bewaard. Door een heftig meningsverschil is het stadsbestuur tussen volgelingen van Luther en Zwingli verdeeld. De wederdopers houden in de stad en daarbuiten drukbezochte bijeenkomsten en de situatie wordt duidelijk steeds slechter. Wat er gaat gebeuren weet ik niet; ik voorspel niets goeds, tenzij een bijzonder geschenk van God ons bereikt. Kort geleden ben ik door de vorst van Beieren3. voor een eervolle functie uitgenodigd, die ik ook zal aannemen, als mijn superieuren, het kapittel van Augsburg, daarvoor toestemming geven. Ik dring er bij hen al dit hele jaar op aan dat zij me laten gaan, en heb onlangs hiervoor ook gebruik gemaakt van de bemiddeling van de koning. Ik hoop dat mijn wens binnenkort in vervulling zal gaan.4. Wanneer dit gebeurt zal ik gelukkiger zijn dan veel van mijn voorgangers en collega's hier. Urbanus5. en Oecolampadius hebben de kerk vaarwel gezegd. Ottmar Nachtgall is daarentegen van het lutheranisme en zelfs het anabaptisme naar de kerk teruggekeerd en uiteindelijk uit de stad verdreven.6. Johann Speiser is geestesziek, hij is totaal krankzinnig en wordt weer een kind. De dominicaan Johannes Faber is voortijdig en jammerlijk in ballingschap overleden.7. Ik ben hier in de kathedraal langer dan iemand voor mij als prediker opgetreden, namelijk al tien jaar. Eerstdaags zal ik naar ik hoop verheugd vertrekken, onder goede voorwaarden, met een jaarlijkse en daardoor zeer eervolle toelage en ten slotte in goede gezondheid - toch kon ik in zo'n grote kerk niet langer met stemverheffing spreken. Ik vertel u dit, hooggeachte Erasmus, zonder opschepperij, mij beroemend op de Heer, dankbaar en erkentelijk voor zijn grote weldaden. | |
[p. 174] | |
Polyphemus8. is naar de koning teruggekeerd. Hij wenst dat als u van plan bent hem een brief te sturen, u dat via Koler doet. Ik heb een grote genegenheid voor de man, zowel vanwege u als om zijn vriendelijkheid en onkreukbaarheid. Afgezien van zijn liefde voor wijn heeft hij weinig gemeen met de rest van het hof. Toen ik kort geleden wijn had gekocht die onvoldoende bezonken, nogal troebel en wrang was, verzocht hij me goede moed te houden en zei ervoor te zullen zorgen dat dit vat snel leeg zou raken. Hij is zo op u gesteld dat hij moeiteloos zijn leven voor u zou riskeren. Hier zien we erg uit naar uw Chrysostomus en de Apophthegmata.9. Uw recente dialogen10. zijn hier nergens te koop, terwijl heel veel mensen ze graag zouden hebben. Moge de almachtige God u gelukkig en zo lang mogelijk voor ons laten leven. Augsburg, Aswoensdag, 22 februari 1531 Uw zeer toegenegen kapelaan Mathias Kretz, prediker te Augsburg Aan de ware, in deze eeuw meest beroemde en geleerde theoloog van iedereen, Erasmus van Rotterdam, sieraad van Duitsland, zijn meester en leraar die de meeste achting verdient |
|