De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2429 Aan Bonifacius Amerbach
| |
[pagina 172]
| |
geen zorgen maken. God vergoedt de inkomsten waar jij om goede redenen van hebt afgezien, altijd met rente. Ik ken de oprechtheid van je karakter en ben op de hoogte van krijgslisten waar bepaalde lieden voor alles op vertrouwen. Ik weet niet of ik je over onze ThrasoGa naar voetnoot2. heb geschreven. Die schreef mij dat hij was gedwongen de pen tegen mij op te nemen en op mijn werkjeGa naar voetnoot3. te antwoorden ‘maar toch meer gematigd dan de gruwelijkheid van de zaak vereiste’. Wat de man vooral dwars zit is dat daarin tien guldenGa naar voetnoot4. wordt genoemd. Daarop antwoordt hij: ‘Wie heeft je gezegd dat ik tien gulden heb gevraagd?’ Zeg hem dat hij een misdadige schurk en een afschuwelijke intrigant is. Hij lijkt te zijn vergeten wat hij tegen jou en BeatusGa naar voetnoot5. heeft gezegd. Ik doe alsof ik de brief niet heb ontvangen. Wat zou jij met zo'n monster doen? Maar Duitsland voedt te veel mensen van dit slag. Als je hierheen komt zal dit huis blij zijn met zo'n gast. We hebben nu bedden. Ik hoop dat jij en al jouw mensen in uitstekende gezondheid verkeren. Breng BasiliusGa naar voetnoot6. de hartelijke groeten van mij over. Freiburg, 21 februari 1530Ga naar voetnoot7. Erasmus, met het volste recht je vriend Aan de hooggeachte doctor in de beide rechten Bonifacius Amerbach. Te Bazel |
|