De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2421 Aan Jacques Toussain
| |
[pagina 147]
| |
en om eerlijk te zeggen: zij hadden mij ervan overtuigd. Toch dacht ik helemaal niet verbitterd aan jou, maar gaf er als uitleg aan dat dit door een zekere grenzeloze sympathie voor Budé was gebeurd. Dergelijke vrienden wenste ik ook voor mijzelf, op Budé was ik zeker niet jaloers. Als bewijs kon mijn briefGa naar voetnoot3. dienen waarin ik op zo'n milde toon mijn beklag deed, hoewel toentertijd een werkelijk panisch rumoer in volle gang was. Want geen woorden komen bij mij op om deze gebeurtenis beter weer te geven. Maar voordat Brie over het herstel van de goede betrekkingen tussen ons schreef,Ga naar voetnoot4. was mijn hart al helemaal gereinigd, zelfs zo dat er in mijn geheugen geen enkel spoor van deze kwestie was achtergebleven. Je schrijft over de schitterende positie die je vanwege mij bent kwijtgeraakt, waarbij je in het openbaar bent beschimpt,Ga naar voetnoot5. maar ik begrijp niet helemaal wat je daarmee wilt zeggen. Want ik denk niet dat één enkele brief, en nog wel een heel korte, bij de aanzienlijken uit de omgeving van de koning zoveel gewicht heeft, dat je de opdracht om met een beurs van de koningGa naar voetnoot6. Grieks te doceren niet kreeg, vooral omdat je Budé als jouw vriend hebt, wiens steun in deze zaak meer waard was dan alle andere. Maar hoe dit ook moge zijn, het is beter dit te laten varen. Het is prettiger je geluk te wensen, mijn beste Toussain, omdat je tot die verreweg mooiste positie bent uitverkoren, dat wil zeggen naar het meest vooraanstaande theater gebracht om vandaar niet alleen aan de Fransen, maar ook aan de hele wereld het bewijs van je allesbehalve alledaagse geleerdheid te leveren. Ik twijfel er niet aan dat jij, bedreven en oplettend als je bent, dat toneelstuk zo zult opvoeren, dat je van alle groepen geleerden een applaus ontvangt en bijdraagt aan het aanzien van de voortreffelijke vorst, die de oprichter van het vermaarde instituut is. Ik zou je sowieso aansporen een houding aan te nemen die met je belangwekkende positie overeenstemt. Van harte feliciteer ik je met de vriendschap met de zeer geachte bisschop Ludovico Canossa. Ik had het geluk hem in Engeland te leren kennen, toen hij op gezag van paus Leo x het geschil tussen de koningen van Frankrijk en Engeland probeerde bij te leggen. Ik bewonderde zijn uitermate vaardige geest; ik was zeer gesteld op zijn bijzondere sympathie die hij mij, toen ik aanwezig was direct en daarna toen ik afwezig was, per brief liet blijken. Ik denk dat het geluk dat zijn welwillendheid mij toen bezorgde, bij jou veel | |
[pagina 148]
| |
beter op zijn plaats is. Hoe zou trouwens het geluk bij iemand met dergelijke kwaliteiten kunnen ontbreken? We moeten alleen maar bidden dat het je niet met golven overspoelt en de hand op je legt nadat je van je studies bent weggerukt. Omdat jij je voor mij tegenover sommige lieden die graag schelden als een dappere schilddrager hebt bewezen,Ga naar voetnoot7. bewonder ik je dapperheid. Maar ik zou niet willen dat jij met dit slag mensen al te verbeten strijd voert om te voorkomen dat je niet alleen een overwinning behaalt, maar ook bereikt dat mensen zich meer aan mij ergeren. Het is beter dat ze uitgeput ophouden als niemand hun verzet biedt. Veel mensen worden weer verstandig, hoewel sommigen zich schamen hiervoor uit te komen. Nu heeft men een ander onderwerp gezocht: zij beweren voortdurend dat ik de broedplaats van deze hele tragedie heb geleverd.Ga naar voetnoot8. De wereld heeft altijd dat soort wezens gehad en zal ze altijd houden. Het is des konings een slechte naam te hebben wanneer hij een weldaad heeft bewezen. Wij moeten ervoor zorgen dat, wanneer we de horzels negeren, tussen de beoefenaren van de schone letteren voorkomendheid blijft bestaan. Want er zijn ook enkele Italianen die een eind daaraan proberen te maken.Ga naar voetnoot9. Degenen die naar alleenheerschappij streven, plegen door meningsverschillen van anderen op deze wijze hun eigen krachten te vergroten. Wat onze langdurige vriendschap betreft, heb ik Brie noch als gijzelaar, noch als getuige nodig, sinds ik jou met verzegelde bewijsstukken aan mij heb gebonden. Maar ik wil dat ook deze brief, die ik zo onvoorbereid eigenhandig heb geschreven, het gewicht van een wettelijke document heeft. Ik had gehoord dat de taak om Grieks te doceren aan Danès is toegekend, tenzij wellicht twee professoren voor één taal zijn benoemd.Ga naar voetnoot10. Als mijn gepubliceerde brief je in enig opzicht heeft gekwetst, zal ik zonder moeite deze blamage herstellen. Het zal me een groot genoegen zijn als je me vaak schrijft. Het ga je goed, dierbare vriend. Freiburg im Breisgau, 30 januari 1531 |
|