De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2416 Aan de lezer
| |
[pagina 138]
| |
Erasmus van Rotterdam groet de lezerHet gedrag van mensen, beste lezer, lijkt nu het punt te hebben bereikt dat iedereen meent dat hij kan doen wat hij wil, en dat de vrijheid om onrecht aan te doen zo groot is dat wij ons schamen vaak te klagen, terwijl anderen zich niet schamen onophoudelijk schade toe brengen. Toen ik een jongeman was van ongeveer achttien jaar, vroeg een schoolmeestertje mij uit de Elegantiae van Lorenzo Valla enkele stukken te verzamelen, die voor de nog onervaren geesten van kinderen geschikt waren. Ik heb met de dubbele voortvarendheid van mijn leeftijd en mijn karakter aan zijn verzoek voldaan en met overhaaste ijver wat mij geschikt leek opgeschreven. De tekst heb ik aan de schoolmeester overhandigd zonder voor mijzelf een kopie te bewaren, terwijl ik over het uitgeven ervan niet méér dacht dan over het ophangen van mijzelf. Ik zie dat het nu is verschenen en in talloze exemplaren verspreid. Laten fatsoenlijke mensen beoordelen of dit geen afschuwelijk onrecht is, dat door de wet moet worden bestraft. En dit leek nog niet voldoende: zij hebben de titel Paraphrasis eraan toegevoegd, wat de indruk kan wekken dat het is gedaan is om mij belachelijk te maken. Het was te verdragen geweest om het Epitome te noemen. Zelfs dat leek hun niet onrechtmatig genoeg. Zij hebben er enkele dingen in gemengd die bij Lorenzo niet voorkomen en er door mij niet aan zijn toegevoegd. Daarentegen hebben zij bepaalde dingen weggelaten die niet overgeslagen konden worden. In zoverre kan het een onrechtmatige daad worden genoemd. Het is echter nu niet alleen een onrechtmatige daad, maar het getuigt ook van een buitengewone dwaasheid, omdat zij tegen de aard van de inhoud het werk in alfabetische volgorde heben ingedeeld.Ga naar voetnoot2. Maar dit was geen rangschikken, maar er een warboel van maken.Ga naar voetnoot3. Bijna de hele opzet van dit werk bestaat uit een vergelijking van gelijke en ongelijke woorden. Als zij worden gescheiden is de onderwijsmethode nutteloos. Als bijvoorbeeld Lorenzo laat zien wat het verschil is tussen ut, sicut, velut, tamquam en quasi, wat is er dan dwazer dan wanneer iemand deze woorden over afzonderlijke letters verspreidt? Zelfs direct aan het begin van dit werk vind je de betekenis van abstinentia. Maar continentia en temperantia trof vond ik zelfs niet bij hun beginletter aan. Maar Valla vergelijkt deze drie onderling, continentia, abstinentia en temperantia. Wat te zeggen van het feit dat bepaalde gedeelten over algemene regels gaan - over de dativus op -abus, het gerundium en gerundivum, de beide vormen van het supinum, de comparativus, de superlativus en wederkerige werkwoorden - die niet in alfabetische volgorde verdeeld kunnen worden, tenzij ik toevallig asinabus zocht | |
[pagina 139]
| |
onder de a, filiabus onder de f, equabus onder de e, deabus onder de d en zo ook bij andere onderwerpen. Daardoor is het duidelijk dat degene die dit heeft gedaan, tot geen enkel oordeel in staat was, zelfs zo dat hij ook een gezond verstand miste. Omdat ik zag dat een Franse drukker,Ga naar voetnoot4. nadat het boek al twee maal was verschenen, een derde druk voorbereidde, heb ik dus het enige dat mogelijk was gedaan. Ik heb onderzocht wat gedrukt was, en met zeer veel toevoegingen, weglatingen en wijzigingen ervoor gezorgd, dat de kinderen het aanzienlijk verbeterd in handen kregen. Want het kon niet ongedaan worden gemaakt. Wat blijft er voor hen anders over dan ook die commentaren uit te geven die ik vijfendertig jaar geleden in Parijs heb geschreven,Ga naar voetnoot5. niet voor een mens maar voor een sukkel; hij beloofde onder ede deze aan niemand bekend te maken. Deze eed bewaarde hij zo alsof hij had beloofd deze wel bekend te zullen maken. Geen van beide boeken heb ik geschreven om ze uit te geven. Toch was dat wat ik op volwassen leeftijd schreef, veel acceptabeler dan wat ik als jongeman opschreef. Maar ik smeek om een betere geestesgesteldheid bij degenen die zich bij de geschriften en reputatie van een ander zoveel veroorloven. Laten zij, als zij geen menselijke en goddelijke rechten kennen, tenminste nagaan of zij zouden willen dat hun hetzelfde overkwam als wat zij mij aandoen. Het ga u goed, lezer. |
|