De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus2414 Aan Matthias Kretz
| |
[p. 136] | |
heeft gebracht. Ik ben vastbesloten voortaan voor dergelijke bedriegers doof te zijn.6. Het meer dan gouden hart van de eerwaarde bisschop van Augsburg7. heb ik uit ondervinding leren kennen. Over onze vriend8. kan ik niet genoeg verbaasd zijn. Als hij dit vergif lang in zijn hart heeft gedragen, verwondert het mij dat hij het heeft kunnen verbergen. Als hij het onlangs heeft ontvangen, vraag ik mij verwonderd af waar hij het heeft ingenomen, omdat hij eerder geen enkel teken van een vijandige houding gaf, maar integendeel herhaaldelijk via gemeenschappelijke vrienden zijn groeten liet overbrengen. Door mij is hij zeker nooit beledigd; ik waardeerde zelfs eerder de capaciteiten van de man. Maar als het waar is wat vrienden schrijven, is nooit iemand tegen mij zo woest tekeergegaan. Bij u was een zeker iemand, de grootste van alle Thraso's.9. Naar ik vermoed heeft hij olie op het vuur gegooid. Het was mij nauwelijks mogelijk dit te schrijven, volmaakte heer; een andere keer zal ik uitvoeriger schrijven. Freiburg, 22 december 153110. |
|