De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus[p. 128] | |
2411 Aan Lorenzo Campeggi
| |
[p. 129] | |
slaags raak, verschijnt er onmiddellijk iemand die mij van achter een dodelijke wond toebrengt. Ik schreef de Diatribe,4. Zuñiga viel mij aan met zijn Conclusiones.5. Ik schreef de Hyperaspistes,6. Béda verscheen met zijn giftige aantijgingen.7. Ik schreef tegen Vulturius8. en Bucer9. en ten slotte verscheen Alberto Pio, die aan zijn eerdere geschriften een volledig boek toevoegde, waarin hij uit al mijn geschriften passages had verzameld die verwant leken aan verworpen leerstellingen.10. Als men op verwante zaken kritiek wil leveren verzeker ik u, omdat de grootste waarheid op valsheid lijkt, dat ik tweeduizend artikelen uit pauselijke verordeningen en geschriften van de meest toonaangevende kerkleraren zal verzamelen, zonder rekening te houden met wat lasterlijk en oneerbiedig is gezegd. Maar het onderwerp dat Pio heeft behandeld is zo dat ik, als ik de verdediging van mijzelf met alle krachten voortzet, bij gelegenheid schade toebreng aan de zaak die ik steun en ter wille waarvan ik mij de onverzoenlijke haat van twee sekten op de hals heb gehaald. Als er tumult ontstaat zal ik tot de eerste slachtoffers van de Zwinglianen en Lutheranen behoren; toch zou ik dit eerder verdragen dan dat ik van het kamp van de katholieke kerk word losgescheurd. Ik heb geen leerlingen verzameld, ik heb mij bij geen enkele sekte aangesloten, ik wilde als oude man met een zwakke gezondheid liever zoveel vijandigheid en zoveel gevaren doorstaan dan een duimbreed van de gemeenschap van de orthodoxen afwijken. Hoewel ik toegeef dat ik in zoveel boeken wel iets onzorgvuldig heb geschreven, verdient mijn opstelling toch heel wat meer steun. Ik weet dat al wat Pio doet, op instigatie van en met behulp van Girolamo Aleandro gebeurt;11. laatstgenoemde heeft geen reden mij slechtgezind te zijn, er zijn heel wat redenen waarom hij mij goedgezind moet zijn. Toen hij geen belangrijke | |
[p. 130] | |
positie had waren mijn aanbevelingen nuttig voor hem;12. daarna heb ik hem op verscheidene plaatsen eervol vermeld.13. Het leek mij goed deze ontboezemingen te doen aan mijn bijzondere beschermheer wiens steun ik steeds heb ervaren, in de hoop dat u, omdat wat vroeger is gebeurd niet herroepen kan worden (het boek van Pio wordt al gedrukt), voortaan hun klachten of liever hun aantijgingen aan banden legt. Als ik zwijg zijn ze voor mij gevaarlijk en, als ik antwoord, niet bruikbaar om de ketterijen de kop in te drukken. Ik dank u voor uw vriendelijkheid, dat u op grond van mijn aanbeveling de prediker uit Thann onmiddellijk hebt ontslagen,14. een vriendelijkheid die ik niet voor het eerst heb ondervonden. Ik zou u met deze brief niet bij uw zeer talrijke en drukke bezigheden storen, als u mij niet nogmaals had opgedragen u te schrijven. Als ik hier een fout maak moet u mij mijn volgzaamheid of het vertrouwen dat ik al lang in uw buitengewone goedheid heb gesteld, door de vingers zien. Moge de heer Jezus uwe eerwaarde veilig en voorspoedig bewaren. Freiburg im Breisgau, in het jaar 1530 |
|