De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2409 Van Nicolaus Olahus
| |
[pagina 124]
| |
handen zouden krijgen. Nu zijn we ver van deze hoop beland. We twijfelen niet alleen of we dat doel zullen bereiken, maar vrezen ook dat door zo'n grote vertraging onze zaak bij dat beleg er slecht voor staat. Maar, zult u zeggen, kapitein Wilhelm von Roggendorf heeft tot nog toe niets geschreven, omdat hij het einde van de operatie afwacht zodat, als de zaak voorspoedig verloopt, hij onverwacht een meer verheugend bericht kan schrijven. Wellicht is dit de reden van zijn langdurig zwijgen. Maar wij zouden liever alles, of het nu ongunstig of gunstig is, op tijd willen weten zodat wij op tijd kunnen zorgen voor wat in beide gevallen moet worden geregeld. Als de situatie gunstig was, zouden we verheugd zijn. Als zij ongunstig was, zouden we nadenken over de manieren en middelen, waarmee we al die zaken konden helpen. Maar hoe de zaak ook verder verloopt - we moeten wachten op de wil van de almachtige God, van wie de zaken van alle stervelingen afhankelijk zijn. Indien ons iets overkomt dat verheugend en gunstig is, moeten we hem danken. Als het ongunstig is, moeten we onszelf de schuld geven, omdat hij ons deze ellende vanwege onze zonden terecht heeft bezorgd. Wilt u, die terecht als de verstandigste van alle mensen van deze tijd wordt beschouwd, mij op de hoogte houden van de zakenGa naar voetnoot3. waarover ik u onlangs heb geschreven? Het ga goed en beschouw mij als uw toegewijde dienaar. Augsburg, 19 november in het jaar des Heren 1530 |
|