De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2404 Van Pierre Barbier
| |
[pagina 109]
| |
niet over een transactie van vijftien jaar geledenGa naar voetnoot4. heb vergist. Toch is een ding zeker: al wat De Hondt heeft betaald, heeft hij volledig betaald, omdat hij in deze zaak mijn gevolmachtigde was.Ga naar voetnoot5. Het is niet verwonderlijk als hij, zorgvuldig als hij is, jou heeft betaald omdat hij de volledige zorg hiervoor van mij had gekregen, tenzij je misschien gedurende die periodeGa naar voetnoot6. van mij wilde verlangen wat ik zelf nooit heb ondernomen. Ik maak een uitzondering voor één termijn die De Hondt zelf voor mijn zaken gebruikte,Ga naar voetnoot7. en ik geloof niet, zoals ik ook weiger te geloven dat het op mijn verzoekGa naar voetnoot8. is gebeurd. Ik zeg het omdat jij in jouw voortreffelijkheid mij schreef dat dezelfde De Hondt jou mijn brief hierover had gestuurd. Maar hoe het ook moge zijn, het moet jou niet wonderlijk overkomen, als met jou door de zorgvuldigheid van degene die dit namens mij behandelde, een verrekening heeft plaatsgehad. Het moest op jou immers wrang overkomen als ik tweemaal moest betalen. Wat de geldwisseling betreft heb ik in een vorige brief al duidelijk gemaakt dat ik op geen enkele manier, zoals jou wellicht is meegedeeld, dezelfde De Hondt voor altijd voor het jaargeld aansprakelijk heb gesteld, zoals ik dit eenvoudig zou kunnen uitleggen als je hier was.Ga naar voetnoot9. Maar ik zie mensen tussenbeide komen die willen dat er tussen jou en mij meningsverschillen bestaan. Je zegt dat nu een nieuwe leugen is gevonden, namelijk dat ik heb gezegd dat ik aan jou niet financieel gebonden wil zijn - noch op het gebied van de rechtbank, noch op het gebied van je geweten. Dit is geen nieuwe leugen, maar de waarheid zelf. Jij hebt het gehoord en voordat je besloot dat de prebende van Kortrijk aan mij werd gegeven, heb je de voors en tegens afgewogen, heb je erover geslapen en ben je ervoor wakker gebleven. De zaak kon volgens het canonieke recht niet anders worden geregeld; de prebende kon immers niet het equivalent van zo'n groot jaargeld zijn en ik had geen priesterinkomsten met de vruchten waarvan ik je kon betalen. Ik heb nooit | |
[pagina 110]
| |
gevraagd dat van de priesterinkomsten die ik als vergoeding heb ontvangen en alle andere die over de hele wereld bestaan, iets aan mijn dekenaat werd verbonden. Jij weet dat er niets is betaald; er is twee jaar daarna geen ontvangstbewijs van jou aan mij getoond, maar ook nu niet. Het geld voor bijna heel deze periode was tot de maand juni bij dezelfde De Hondt bewaard. Op dat moment was mijn broerGa naar voetnoot10. zeer ernstig ziek geworden; jij wilde dat hem een deel van de priesterinkomsten werden toegekend. Uit angst dat hij zou overlijden heeft dezelfde De Hondt toen het geld beschikbaar gesteld. Het is uitgegeven en kan nu niet worden uitbetaald, maar het is omstreeks kerstmis mogelijk, althans voor een aanzienlijk deel, zoals ik Morillon heb geschreven en hij naar ik hoop jou zal schrijven.Ga naar voetnoot11. Want hij had mij twee maanden of tenminste een maand geleden geschreven, dat jij aan hem een brief had gericht met bepaalde klachten die ik bij mijzelf niet herken, behalve dat ik dezelfde man heb geschreven met het verzoek aan jou te vragen tevreden te willen zijn met mijn antwoord aan hem (ik had je brief nog niet ontvangen en ik wist niet dat je mij had geschreven). Dat vraag ik je nu ook met klem, meester Erasmus. Zelfs als ik duizend keer had gezworen kon ik je niets anders antwoorden. Wat mijn neven betreft kan ik nu niets anders berichten dan wat ik toen heb geschreven.Ga naar voetnoot12. Wat jouw duizend dukaten betreft, waarvan jij zegt dat ik daarover grappen maak, heb ik slechts het volgende gezegd: dat een man die helemaal geen gebrek lijdt, een man die in bittere armoede leeft, niet meer dan gerechtvaardigd is lastig zou mogen vallen, en vooral een dienaar die eerlijk belooft alle schulden die hij heeft, gedwee te zullen betalen. Ik heb voor zover ik weet geen andere brief van jou ontvangen na degene waarop ik (met de hand van een ander zoals je schrijft) heb geantwoordGa naar voetnoot13. en waarvan jij de inhoud naar het lijkt beperkt tot enkele nieuwsfeiten. Niemand heeft de afgelopen anderhalf of zelfs twee jaar hier namens jou om geld gevraagd. Als iemand hier was geweest, had hij in ieder geval vernomen dat een aanzienlijk deel van het geld tot de afgelopen maand juni voor jou was gereserveerd, en had ik ervoor gezorgd dat aan dezelfde persoon werd betaald en hem een ontvangstbewijs werd gegeven. De bode heeft grote haast en wij waren op deze heilige dag door godsdienstige taken zo in beslag genomen, dat het niet mogelijk was de brief over te schrijven en hem naar behoren te verbeteren. Tenslotte dit. Jij trekt je tegen je zin terug uit de strijd voor een christelij- | |
[pagina 111]
| |
ke vrede, ik zou liever willen sterven dat toestaan dat ik van haar word losgerukt, ook als het mij duidelijk vijanden oplevert. Maar ik vraag je, meet de situatie niet alleen naar je eigen oordeel af, maar laat ook dat van een ander toe. Molinier heb ik van jou de hartelijke groeten overgebracht. Hij houdt je dienaar QuirinusGa naar voetnoot14. voor een diner vast. Ik zou hem morgen voor een middagmaal vasthouden, maar hij is bang dat jij bij zijn terugkeer de dagen van zijn vertraging tweemaal, uur per uur, zult tellen. Daarnaast ben ik uit vrees voor de pest uit mijn huis gevlucht zoals hij weet. Wanneer hij een andere keer van jou terugkeert, zal hij vriendelijker worden ontvangen. Moge de ene en almachtige God jou met lichaam en geest lang in goede gezondheid laten. Uit Doornik, 1 november Pierre Barbier, jouw dienaar Aan de zeer geleerde heer Erasmus van Rotterdam. Te Freiburg |
|