De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2399 Van Nicolaus Olahus
| |
[pagina 99]
| |
van vastberadenheid, rechtschapenheid en andere geestelijke gaven zijn voorzien, hoe gering is toch hun aantal vergeleken met degenen die een en al boosaardigheid, verdorvenheid en trouweloosheid zijn? Daarom kunnen niet alleen u, maar ook alle anderen terecht over trouweloze vrienden klagen. Tenzij ik mij vergis zult u van vriendschap met mij geen spijt hebben. Integendeel, ik ontleen aan mijn vriendschap met u zoveel genoegen, dat ik haar voor geen enkele schat zou ruilen. Ik neem aan dat u op de hoogte wilt zijn van de toestand in Hongarije dat vroeger door grote wapenfeiten uitmuntte, maar nu erger dan met woorden valt uit te drukken is vernietigd. Wat de Turken daar kort geleden hebben aangericht, heb ik u een andere keer uitvoerig geschreven.Ga naar voetnoot1. Onze koning heeft onlangs een leger van naar ik meen twaalf of veertienduizend soldaten daarheen gestuurd. Men zegt dat het, goed voorzien van alles wat voor zijn veldtocht noodzakelijk is en versterkt met een vloot, tot aan Esztergom is opgerukt.Ga naar voetnoot2. Wat het daar al heeft bereikt, is nog onzeker. Voor één ding ben ik bang: dat het leger door het zware weer verzwakt en ontmoedigd raakt, en dat de vijandelijke krachten, omdat zij in hun eigen land kunnen zijn en beter tegen de heftige kou en andere hindernissen zijn beschermd en toegerust, het sterkst uit de strijd komen (wat de almachtige God verhoede). Als dit gebeurde en hun nog een ander gevaar zou overkomen, zouden wij daarna geen enkele hoop hebben Hongarije te heroveren. Want zoals u weet zijn de Turken zeer sterke vijanden en hun kracht bestaat vooral uit snelheid. Terwijl de vorsten van het rijk iets tegen hen willen ondernemen, zullen zij intussen Duitsland te vuur en te zwaard kunnen verwoesten, en ik heb grote vrees dat vanwege de binnenlandse onenigheid en onachtzaamheid van de christelijke vorsten de wijdverbreide voorspellingGa naar voetnoot3. in onze tijd waarheid wordt, namelijk dat de Turken tot aan Keulen zullen komen en daar overwonnen moeten worden. Er bestond zeer veel hoop dat de keizer, de koning en andere vorsten van Duitsland tijdens deze Rijksdag besluiten zouden nemen, die naar men meende tot het verdrijven van de Turken uit Hongarije zouden leiden. Toch gebeurde het anders dan wij dachten. Want bijna het hele overleg werd besteed aan ruzies, en onder het voorwendsel van het bewaren van ons geloof en onze godsdienst is al het andere zo verwaarloosd dat men kan zeggen, dat in deze bijeenkomst niets grondig is behandeld of besloten, behalve dat veertigduizend voetknechten en achtduizend ruiters | |
[pagina 100]
| |
voor een toekomstige algemene expeditie tegen de Turken werden beloofd - weliswaar op voorwaarde dat de keizer Duitsland vrede bezorgde en in de zaak van het geloof eendracht onder de vorsten bracht. Maar er is niemand die weet wanneer dit gebeurt en of het nu kan gebeuren. Zo groot is de verscheidenheid aan meningen, zo tegengesteld zijn de bedoelingen van de vorsten. Omdat de zaken er zo voor staan en alles eerder op een binnenlandse oorlog dan op wederzijdse vrede wijst, wat kunnen wij dan anders verwachten dan een gevaar voor het christendom en na het verlies van Hongarije de ondergang van heel Duitsland? Het plotselinge vertrek van de koerier overrompelde mij, terwijl ik nog meer wilde schrijven. Vat het daarom niet verkeerd op, beste Erasmus, als u niet de verzorgde brief leest die u zou willen. Het ga u goed, uit Augsburg, 25 oktober 1530 |
|