De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2396 Van Nicolaus Olahus
| |
[pagina 96]
| |
afgelopen dagen in Hongarije heeft begaan. Want men zegt dat hij met ongeveer tienduizend Turken uit Belgrado zo snel daar waar hij een slachting aanrichtte en plunderde, is aangekomen dat hij binnen zeven dagen deze tocht, die meer dan vijftig Hongaarse mijlen bedraagt,Ga naar voetnoot2. aflegde. Daar vernietigde hij met vuur het complete deel van het rijk dat onze mensen het land van Máté noemen, en stuurde hij meer dan vijftienduizend mannen en jongens van een sterke en vitale leeftijd, die hij gevangen had genomen, naar Turkije. Naar men zegt had hij drie wachtposten in enkele districten van Alexis Thurzo. Deze heeft, toen hij na het vertrek van de Turken eropuit was gegaan om hun wreedheid vast te stellen en bij de tweede van hun wachtposten was gekomen, daar meer dan vijfhonderd dode kinderen aangetroffen, die deels met het zwaard waren omgebracht, deels op de grond gesmeten. Uit medelijden met nog half levende kinderen en geschokt door de wreedheid van de Turken heeft hij er vijftig uitgezocht die nog nauwelijks ademhaalden, en hen met twee wagens naar zijn bolwerk SemptheGa naar voetnoot3. laten brengen in de hoop dat zij door enige verzorging hun gezondheid konden terugkrijgen. Zie, beste Erasmus, hoe zwaar de tirannie is waarmee het christelijke volk wordt onderdrukt, en hoe groot de slavernij is waaronder Hongarije, dat vroeger door grote triomfen bloeide en door grote dapperheid en illustere daden van zijn mensen schitterde, nu gebukt gaat, zodat het overdag en 's nachts niet veilig is voor de vernielingen en plunderingen van de vijanden van het geloof. Het ga u goed, uit Augsburg, 13 oktober 1530 |
|