De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2393 Aan Nicolaus Olahus
| |
[pagina 89]
| |
zeggen: dit is mijn goede vriend Olahus, aangezien de lotsbeschikkingen mij een verdere dagelijkse omgang hebben geweigerd. Voor ons beiden is het aangenaam verheugd te zijn over ons geluk; voor u omdat het u is overkomen een eervolle positie te hebben bij de degene die onder de vrouwelijke vorsten het meest menslievend is en de heiligste levenswandel heeft; voor mij omdat ik zo'n oprechte vriend heb bij een zeer machtige vrouw, bij wie ik zeer gaarne aanbevolen zou willen zijn en wier gunst ik voor altijd zou wensen. Daarbij weet ik uit ervaring al een tijd lang met zekerheid hoeveel invloed een welwillende persoon in haar omgeving heeft. En als het oude Griekse spreekwoordGa naar voetnoot3. niet liegt - soort zoekt soort - twijfel ik er niet aan dat u haar vanwege uw oprechte handelwijze en uw eerlijke karakter buitengewoon dierbaar bent. Ik weet heel goed hoe groot haar invloed is bij haar broers keizer Karel en koning Ferdinand. Als hun steun mij in de steek laat, weet ik niet hoe ik tegen zoveel monsters stand kan houden. Wat ik van zeer toegenegen vorsten mocht verwachten, hebben zij tot nog toe zeker gedaan. Ons resteert om onder de bescherming van de Gratiën deze schitterende strijd met elkaar te voeren, waarin onze vriendschap des te sterker zal zijn naarmate wij ons met grotere wedijver inspannen. Ik bid om het meeste geluk voor de meest heilige koningin. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 7 oktober 1530 |
|