De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
2392 Van Johann Henckel
| |
[pagina 86]
| |
ik mij ooit aangesloten en zal ik mij aansluiten. Maar als ik mij toch bij een partij moest aansluiten, zou ik dat liever bij Philipp willen doen dan bij de onverschrokken grofheid van Eck. Ik heb van iemand wiens betrouwbaarheid is bewezen,Ga naar voetnoot3. gehoord dat hij enkele honderden ketterse uitspraken van u heeft verzameld, waarvan hij het grootste deel uit de Colloquia heeft gehaald. Hij zou ze zo lang achterwege houden totdat hij iemand kon krijgen die hem de fouten die u in het Grieks hebt gemaakt, kon uitleggen. Want hij zegt dat u aantekeningen in het Grieks hebt gemaakt, zodat de meer geleerde en scherpzinnige Aristotelische theologen niet in staat zouden zijn deze fouten in een taal die met hun beroep geen verband houdt, zonder meer te begrijpen. Hij denkt wellicht dat deze fouten in gesprek van EchoGa naar voetnoot4. verstopt zitten. Ik hoor dat hij ook een paar andere dingen over u heeft gezegd, die eerder bij verstandige mensen de lachlust konden opwekken dan dat zij het verdienden aan een dwaas te worden verweten. Ik heb het pamflet, of zoals zij liever willen de Epistola apologetica,Ga naar voetnoot5. van de Straatsburgers gelezen, dat mij zodra ik hier was aangekomen tegelijk met uw Epistola adversus quosdam etc.Ga naar voetnoot6. werd overhandigd. Ik realiseerde me niet dat het door Bucer was uitgegeven. Toen ik beide brieven thuis aandachtig doorlas, bracht iemand Capito en Bucer naar mij, van wie hij verzon dat zij burgers van Neurenberg waren en zij bij bepaalde zaken van mijn advies en medewerking gebruik wilden maken. Aan het begin van het gesprek had ik de list door; toch vertelden zij niet wie ze waren. Toen zij op de tafel beide brieven tegenover mij zagen liggen, vroegen zij wat mijn oordeel daarover was. Ik antwoordde dat de Apologia honingzoet vergif bevatte en dat ik het betreurde dat Erasmus door dergelijke leugens en spotternijen van nuttigere zaken die wij van hem verwachtten, werd afgehouden. Beiden glimlachten; nadat ze een of andere kwestie voor de schijn ter sprake hadden gebracht gingen ze weg. De volgende dag hoorde ik van degene die hen naar mij gebracht, dat het Capito en Bucer zelf waren geweest. Capito keerde daags daarna naar Straatsburg terug. Bucer kwam uiteindelijk naar mij toe, verontschuldigde zich met een omhaal van woorden voor het feit dat hij zich niet eerst aan mij had voorgesteld. Vervolgens begon hij uitvoerig zijn mening over de heilige eucharistie te ver- | |
[pagina 87]
| |
kondigen en wilde hij ook mijn mening over deze kwestie horen en begrijpen op welke geschriften ik de fysieke nuttiging van de hostie baseerde. Ik antwoordde hem korter dan hij verwachtte. Ten slotte ging hij weg en hoewel hij beloofde dat hij de volgende dag zou terugkomen (ik moest toen namelijk naar het hof gaan), is hij verder niet meer verschenen. De waarheid van de gebeurtenissen waarover de EpistolaGa naar voetnoot7. vertelt, kan ik niet achterhalen, omdat ik niet eerder in deze streek ben geweest. Toch lijkt wat wordt verteld niet veel anders te zijn dan onlusten en conflicten etc. Daarom is het uw taak niet in te gaan op de onzin waarmee zij zich aan de wereld presenteren, maar met nuttigere studies uw onsterfelijke naam in oprechtere geschriften aan het nageslacht aan te bevelen en uw gedane belofte in te lossen. ‘In welke?’ zult u zeggen. Wij wachten op het al lang gewenste commentaar op de brief aan de Romeinen,Ga naar voetnoot8. ook op de Modus concionandiGa naar voetnoot9. en op enkele psalmen die voor preken geschikt zijn en op psalm 85 lijkenGa naar voetnoot10. (ik weet wat voor nut zij voor degenen die het volk vroom willen onderrichten, hebben en brengen). Wij wachten ook op uw kleinere werken die in delen zijn verzameld; de grotere werken behouden afzonderlijk hun rangschikking en gezag. Maar als u de kleinste werken niet rangschikt, wie zal dan zo succesvol zijn dat hij dat op een geschikte manier kan doen? Wij dienen een enkel exemplaar te hebben dat ook het nageslacht zou kunnen gebruiken. En als u dat voor al uw werken niet wilt doen, doe dat dan slechts bij die werken die naar uw mening het vroomst zijn.Ga naar voetnoot11. Voor een geleerde moet dit voldoende zijn. Ik kreeg een kopie van uw brief aan Lorenzo Campeggi die op 18 augustus was geschreven.Ga naar voetnoot12. Ik heb haar aan de koningin laten zien. Over uw voorspellingen raakte zij niet ontstemd en met uw advies was zij bijzonder ingenomen. Wat u in een brief die aan mij was gerichtGa naar voetnoot13. haar toevertrouwde, zal zij graag doen. Het gerucht gaat dat wij naar Brabant verhuizen.Ga naar voetnoot14. Zodra ik hierover meer zekerheid heb zal ik het u laten weten. Moge de Heer u in goe- | |
[pagina 88]
| |
de gezondheid bewaren tot troost van veel goede mensen, mijn meester en zeer dierbare vriend in Christus. Augsburg, 1 oktober in het jaar des heren 1530 Johann Henckel, van harte uw vriend Vertrouw deze brief na lezing aan het vuur toe. |
|