2386 Van Johann von Vlatten
Augsburg, 17 september 1530
Gegroet, Erasmus, van harte mij zeer dierbaar
Ook al heb ik niets zekers te berichten wat u dient te weten, wilde ik, toen ik zag dat onze QuirinusGa naar voetnoot1. hier bij ons gemakkelijk beschikbaar is, u intussen hoe dan ook toch een beschrijving van de Rijksdag geven. U weet dat het vagevuur, als ik mij niet vergis, al ongeveer twaalf jaar door een grote legermacht een zeer zware belegering ondergaat en dat degenen die geprobeerd hebben het vagevuur te beschermen, nu overal aan hun voet, hun hand en hun hoofd verminkt zijn geraakt. En wel in die mate dat zij, als hun laatste hoop hen in deze ramp niet op een gunstig moment had gesterkt, zij uitgeput door uitzonderlijke inspanningen en bedolven onder enorme ellende, nu hun doodsstrijd leken te strijden of gedwongen waren het vagevuur in de handen en de macht van hun tegenstanders te leggen. Maar nu hun de mogelijkheid is gegeven weer op adem te komen ziet men dat zij, gesteund door de bescherming van de belangrijkste bisschoppen en edelen, weer moed vatten en met hun zwaarden en pennen zwaaien, zodat het onzeker wordt welk van beide partijen de overwinning moet behalen; zo heftig wordt er aan beide kanten oorlog gevoerd.
Onze PolyphemusGa naar voetnoot2. werd bij dit beleg omsingeld en heeft, toen hij een verwonding had opgelopen, hier zwaar onder geleden. Maar het staat vast dat, als men in beide kampen zou toestaan dat een geneesmiddel voor hartstochten, gevoelens, persoonlijke verlangens en roemzucht werd verstrekt, de kwestie eenvoudig kan worden afgedaan. Intussen moeten we de afloop van de gebeurtenissen afwachten en onze redder Christus met heel ons hart smeken, dat hij zich verwaardigt ons na de onlusten, conflicten en oorlogen zijn vrede te schenken.
Het ga u goed, zeer verstandige heer; blijf op mij gesteld zoals u doet en zorg goed voor uw gezondheid.