De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 17. Brieven 2357-2515
(2019)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2359a Aan de lezer
| |
[pagina 19]
| |
Naast het feit dat hij bij de uitleg van de Schrift soms iets van de vrijmoedigheid van Origenes heeft, zijn er enkele uitspraken in verspreid die niet veel van verworpen geloofswaarheden afwijken. Enkele hiervan zal ik de lezer aanwijzen zodat hij bij de lectuur voorzichtiger is. Het zijn geen homilieën, maar iemand heeft het werk zo in stukken verdeeld.Ga naar voetnoot1. In homilie 1 lezen wij: ‘De Heilige Geest zal over u komen.’ Hij wil dat daaronder Christus, niet de Heilige Geest wordt verstaan, hoewel de passage mij corrupt lijkt.Ga naar voetnoot2. In dezelfde homilie legt hij de passage ‘Hij had geen gemeenschap met haar’ geforceerd uit, namelijk dat hij van haar waardigheid voor het baren niet op de hoogte was, en haar voortreffelijkheid na het baren kende.Ga naar voetnoot3. Aan het eind van homilie 3 zegt hij dat ongelovigen van nature geen kaf zijn, maar uit eigen wil,Ga naar voetnoot4. alsof geloof in onze eigen wil zou bestaan en niet eerder een geschenk van God was, en alsof wij allen als zonen van de toorn niet zonder genade worden geboren.Ga naar voetnoot5. Toch kan hem dit worden vergeven. Aan het einde van homilie 4 (Er staat: ‘Maar zo komt het in deze homilie niet voor’) ontkent hij openlijk de gelijkheid van de Zoon en de Heilige Geest, die hij een dienaar van de Zoon noemt.Ga naar voetnoot6. Ik denk dat dit iets van Origenes is. In enkele handschriften had iemand geprobeerd deze passage te verbeteren, maar tevergeefs, omdat hij op andere plaatsen duidelijk dezelfde uitspraak doet. Bijvoorbeeld in homilie 20.Ga naar voetnoot7. Daar geeft hij weliswaar een onderscheid in personen toe, maar ontkent hij openlijk hun gelijkheid; en dat herhaalt hij even verderop. Ook rekent hij in homilie 48 de homoousiosgelovigenGa naar voetnoot8. tot de ketters. En in homilie 45 spreekt hij als volgt over ketters: ‘Wanneer u ketters ziet die zeggen dat de drie personen, in alles gelijk, van dezelfde substantie zijn, van hetzelfde gezag, en allen zonder begin en in een enkel opzicht onderling verschillend, moet u niet verbaasd zijn. Want zij vullen de maat van hun vaderen etc.’Ga naar voetnoot9. Iemand had geprobeerd | |
[pagina 20]
| |
deze passage te verbeteren door tweemaal ‘niet’ toe te voegen: ‘niet van dezelfde substantie, niet van hetzelfde gezag.’ Maar deze lezing spreekt zichzelf tegen. Want wie kunnen in alles gelijk zijn, als ze niet van hetzelfde gezag zijn? Het handschrift waarmee ik het heb vergeleken, had de ontkenning niet. In homilie 22 lijkt hij de Zoon minder dan de Vader te maken wanneer de centurio tot Christus zegt: ‘En hoewel u onder de macht van de Vader bent, hebt u toch de macht uw engelen te bevelen.’Ga naar voetnoot10. Ook deze passage probeerde iemand als volgt te verbeteren: ‘Hoewel u onder de macht van de vader bent voor zover u een mens bent.’ Maar deze toevoeging was niet in de oudste versie opgenomen. In homilie 11 lijkt hij te ontkennen dat in de eucharistie het ware lichaam van Christus is, maar zegt hij dat slechts het mysterie van het lichaam aanwezig is.Ga naar voetnoot11. Over dezelfde kwestie spreekt hij in homilie 19 op een verdachte manier door de eucharistie een offer van brood en wijn te noemen.Ga naar voetnoot12. In homilie 12 lijkt hij iedere eed te veroordelen omdat hij zelfs een diaken bedreigt die het evangelieboek overhandigt aan iemand die een eed gaat afleggen.Ga naar voetnoot13. In homilie 18 lijkt hij het huwelijk te beschimpen, wanneer hij spreekt over een brede weg die tot de dood leidt, waarlangs mannen met hun echtgenotes, en zelfs echtbrekers, wandelen.Ga naar voetnoot14. Toch noemt hij in homilie 19Ga naar voetnoot15. het huwelijk de tweede graad van kuisheid; daarbij lijkt hij de brede weg als de weg van de vergeving te hebben opgevat. Op dezelfde manier spreekt hij in homilie 42 dubbelzinnig over de gemeenschap van echtelieden.Ga naar voetnoot16. In homilie 19 spreekt hij dubbelzinnig over de doop door ketters alsof degenen, die door hen verkeerd zijn onderwezen, door hun dopen niets meer ontvangen dan wat zij van hun onderricht kregen.Ga naar voetnoot17. Maar dit is toch niet kwalijk te nemen. In dezelfde homilieGa naar voetnoot18. veroordeelt hij duidelijk een tweede huwelijk, waar hij het met Tertullianus eens is. In homilie 21Ga naar voetnoot19. veroordeelt hij handeldrijven en meent hij dat kooplieden uit de kerk verdreven moeten worden. Maar nu verdrijven deze de geestelijken. De passage die naar men aannam door de Lutheranen werd misvormd, komt in homilie | |
[pagina 21]
| |
19 voor.Ga naar voetnoot20. In een oud handschrift dat ik voor het collationeren gebruikte, ontbraken de volgende woorden: ‘Hoewel het onmogelijk is dat het ene ding zonder het andere kan worden gevonden. Want zoals het ongehoord is dat vuur zonder hitte brandt, is het ook ongehoord dat het geloof zonder goede werken bestaat.’Ga naar voetnoot21. Ik weet niet of deze woorden in een andere versie zijn aangetroffen. Het is mogelijk dat er enkele varianten bestaan. Wij hebben aangegeven wat we toevallig tegenkwamen. Iemand zal zeggen: ‘Waarom hebt u dit waarvan u wist dat het niet van Chrysostomus is, in zijn werken opgenomen?’ Was dit maar de enige passage die nothos (‘een bastaard’) is! Maar zoals wij bij Hieronymus en Augustinus niets achterwege hebben gelaten, hoewel we goed wisten hoever de meningen uiteenlopen, hebben wij besloten hier hetzelfde te doen. Verworpen of verdachte opvattingen hebben wij van aantekeningen voorzien, niet om het boek te verwerpen, maar om te zorgen dat men het veiliger leest als dat met kennis van zaken gebeurt, zoals wij Tertullianus en Origenes lezen. Want als we alle auteurs verwerpen bij wie iets voorkomt dat afwijkt van de geloofsopvattingen van onze tijd, zullen Cyprianus, Ambrosius, Chrysostomus, Augustinus en Hieronymus niet worden gelezen. Het ga u goed. |
|