De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2352 Van Conradus Goclenius
| |
[pagina 296]
| |
Het valt niet te beschrijven hoeveel onrust je brief bij mij teweegbracht, of liever gezegd de papieren die door jouw QuirinusGa naar voetnoot4. waren overgeschreven, die je in je brief kopieën van mijn kwitanties noemt. Een ervan, betreffende het geld dat HilariusGa naar voetnoot5. van Neve had ontvangen, is namelijk geen kopie van mijn kwitantie, maar noemt alleen de soorten munten: de munten die jij aan Neve in deposito had gegeven, en de munten waarvoor hij jouw deposito heeft gewisseld. Dat papier is aan jou gestuurd, niet om als kwitantie te dienen, maar met de bedoeling dat je beide posten kunt inschrijven, wat je hebt gegeven en wat je via Hilarius van Neve hebt teruggekregen. Want het totale bedrag dat Neve jou schuldig is, is begrepen in die algemene kwitantie, die voorafging aan die heel recente die Quirinus kreeg; daarop staan in één keer, gebundeld als het ware, de rest van het eerste deposito, dat je bij me achterliet toen je naar Duitsland ging, en het bedrag dat Hilarius Bertholf het jaar daarop van Neve loskreeg. Ik zal bij het begin beginnen, dan kun je je het gemakkelijker herinneren. Je hebt in totaal drie keer geld bij mij in bewaring gegeven. De eerste keer in 1521, toen je vlak voor de winter naar Duitsland ging. Daarna via Hilarius, toen Neve terugbetaalde, 140 keizermunten, met een toenmalige waarde van 31 stuivers en een half per stuk, die, als je het bedrag terugvoert op de oude soort, nu slechts dertig waard zijn. Verder dertig carolusguldens van 21 stuivers, waarvoor nu slechts een waarde van twintig geldt. Eveneens 53 filippen, nu van 25 stuivers, toen voor 26 door Neve terugbetaald. Daar kwamen vijf angelotten voor vijftien Rijnse guldens bij, die tegenwoordig vijftien stuivers onder dat bedrag waard zijn. Het laatste bedrag in goud waren zeven goudstukken, waaraan nu een waarde van 28 wordt toegekend en indertijd door Neve een waarde van 29. Ten slotte kwamen er in zilver negen stuivers bij. Samengevoegd tot één hoofdsom bedroeg het totaal toen 346 Brabantse florijnen en een half. Tegenwoordig wordt het echter, als je het geld herleidt tot de oude waarde, bij elkaar een heel wat lager bedrag, namelijk 330 Rijnse guldens en 12 stuivers. Als ik laat zien dat dit bedrag allang ingeschreven en op een kwitantie gezet is, en jij niet kunt laten zien dat je wat anders van Neve hebt ontvangen, rest de conclusie dat je niets van mij mag vragen behalve dat ik exact datgene wat ik te goeder trouw heb ontvangen eveneens te goeder trouw zal terugbetalen. Het staat je vrij op ieder moment die goede trouw te testen. Het derde deposito is dat via Quirinus Talesius, waarover geen enkele discussie tussen ons bestaat; daarvoor is zelfs apart een eigen kwitantie verleend. Maar de twee eerdere bedragen - het bedrag dat jijzelf aan mij hebt | |
[pagina 297]
| |
toevertrouwd en het bedrag dat we later van Neve hebben teruggekregen - worden door slechts één kwitantie gedekt. Iets wat zelfs al bij een vluchtige blik op de tekst van de kwitantie duidelijk zal zijn, als je de moeite neemt ernaar te kijken. Daarvan behoorde een kopie aan mij gestuurd te zijn, als je wilde dat er van de twee kwitanties één gemaakt werd, niet van het papier van Neve, zoals ik zo meteen zal laten zien; dat is alleen met dit doel gestuurd, dat jij precies weet wat Neve jou aan munten had terugbetaald voor je deposito. Probeer alsjeblieft samen met mij de zaak in je herinnering terug te roepen, zodat je, als je een verkeerd idee van mij of van de waarheid hebt gekregen, dat van je af kunt zetten. Ik weet zeker dat het zo zal gaan, zodra je begrijpt naar aanleiding waarvan dat papier, dat een opsomming geeft van de munten die Neve aan Hilarius gaf, naar jou is gegaan. Als je denkt dat het een kwitantie is, zit je volledig op het verkeerde spoor, zoals je direct zult inzien. Aanvankelijk namelijk, toen je vlak voor je vertrek naar Duitsland onder vier ogen je bezit aan mij toevertrouwde, weigerde je stellig toen ik je vroeg een kwitantie van mij aan te nemen. Je zei erbij, wat je zelfs per brief herhaalde, dat de sterkste band van trouw is ‘dat eerlijke mensen eerlijk met elkaar omgaan’.Ga naar voetnoot6. Maar in de zomer die meteen op je vertrek volgdeGa naar voetnoot7. - let hier alsjeblieft goed op wat ik zeg; ik kom immers bij de kern van de zaak - in die zomer dus, toen er nog steeds niet met kwitanties tussen ons gewerkt werd, vroeg Hilarius je geld terug van Neve. Maar omdat hij jouw rozennobels en gouden leeuwen voor eigen gebruik had gewisseld, naar het scheen, en het niet gemakkelijk was dat soort munten direct terug te krijgen, bood hij andere munten aan, die expliciet worden opgesomd in de pseudo-kwitantie. Maar Hilarius sloeg het aanbod van Neve af, omdat hij niet de soort munten die door jou in bewaring was gegeven terugkreeg, of omdat de prijs van het geld recent omhoog was gegaan, zoals ik eerder duidelijk maakte. Toen begon Neve te smeken dat hij niet gedwongen zou worden te betalen, waardoor hij aanzienlijke schade zou lijden. Hij zei zeker te weten dat dit niet jouw bedoeling was. Hilarius zou naar jou terug moeten gaan; hij zou dan binnen enkele maanden dezelfde munten bijeenzoeken, en in die tijd op een voor hem geschikt moment de munten wisselen die hij had. Als ik me er niet mee bemoeid had, was Hilarius hier zonder meer mee akkoord gegaan. Ik merkte evenwel dat de zaak zich op een scharnierpunt bevondGa naar voetnoot8. en toen Hilarius | |
[pagina 298]
| |
vroeg wat ik het beste vond om te doen, raadde ik hem aan het aanbod beslist te accepteren. Daar voelde hij weinig voor; als reden gaf hij op dat hij bang was dat jij boos zou worden. Ik antwoordde dat ik alle schuld op me zou nemen. Jij hebt mij daar toen in prachtige bewoordingen voor bedankt en je waardering uitgesproken voor de verstandige aanpak die van vriendschap getuigde. Ook de afloop bewees dat het een juiste beslissing was; want korte tijd daarna overleed Hondschoote,Ga naar voetnoot9. met zoveel schulden en financiële wanorde, dat je volgens mij nog geen cent teruggezien had. Wat de bekers betreft, ik weet zeker dat de executeurs er vaak spijt van hebben gehad dat ze die afgegeven hebben.Ga naar voetnoot10. Wat er van zo'n groot bedrag was geworden bij een enorme schuld, is niet moeilijk in te schatten. Ik had het idee dat het Neve erom te doen was dat hij onder dat voorwendselGa naar voetnoot11. langer over jouw geld kon beschikken. Des te meer druk oefende ik uit op Hilarius. Ik wilde dat hij minder bang voor je hoefde te zijn en dat jij preciezer over de hele zaak geïnformeerd kon worden en naar jouw eigen wens kon beslissen. Daarom kreeg hij de opdracht als voorwaarde te stellen, dat Hondschoote zou beloven die munten weer terug te nemen als jij zijn aanpak niet zou goedkeuren, zodat voor jou alle mogelijkheden open bleven, en tegelijk dat Hondschoote op schrift zou zetten welke munten hij voor welke prijs had gewisseld. Om te zorgen dat beide partijen dat precies zouden weten, gaf Hondschoote Hilarius het papier dat jij nu kennelijk als mijn kwitantie beschouwt. Het origineel, waarvan ik jou een kopie stuurde, is evenwel in opdracht van Neve door zijn secretaris in aanwezigheid van Hilarius geschreven. Ook Hilarius zette er zijn handtekening onder, waarmee hij erkent dat hij het papier van Neve heeft ontvangen. Het is een geluk (merk ik nu serieus tot mijn verbazing) dat ik dit papier nog steeds heb, dat enkel met de bedoeling was geschreven dat jij zou begrijpen welke wisseling van munten had plaatsgevonden, en er geen discussie over de zaak kon ontstaan tussen Neve en Hilarius. Van dat origineel, dat ik (zoals gezegd) nog steeds heb, zond ik een eigenhandig geschreven kopie aan jou, niet bij wijze van kwitantie, maar met de bedoeling dat jij, in verband met de gestelde voorwaarde, in staat bent preciezer te oordelen over de hele zaak. Ik deed dat op verzoek van Hilarius, om daarmee meer vertrouwen bij jou te wekken; dat idee had Hilarius. Wat het origineel zelf betreft, het leek me beter dat dit bij mij bleef, omdat het hier van pas kan komen als je de handelwijze van Neve afkeurt; daar bij jou is er geen enkele toepassing denkbaar waarbij de kopie niet evenzeer zou voldoen. De enige reden dat | |
[pagina 299]
| |
die eigenhandig door mij geschreven is (want ik had Hilarius die taak gegeven) is het verzoek van Hilarius zelf: hij wilde bij jou met een deugdelijker getuigenis aankomen dan dat van hemzelf. Er was dus door mij geen kwitantie, zoals jij denkt, maar een kopie van de lijst van Neve en Hilarius gestuurd. Die ondertekende ik ook eigenhandig, niet als debiteur van een dergelijk bedrag, maar als iemand die de lijst waarmerkt. Hilarius leeft nog, het origineel dat Hilarius ondertekende is er nog, de dienaar van Neve die het in opdracht van zijn meester uitschreef leeft nog, en dan vermeld ik nog niet eens dat het niet in de stijl van een kwitantie is geschreven en dat, zoals juristen dat zeggen, ‘dag en consul’Ga naar voetnoot12. ontbreken. Zelfs als dat er allemaal wel was, zou het niet bij zo'n reputatie van deugdzaamheid passen iets nogmaals te eisen waarvan ik de eenmalige ontvangst heb bevestigd. Tenzij het de bedoeling is dat er in plaats van één deposito twee terugbetaald worden, maar ik weet dat dat volstrekt niet strookt met je rechtvaardigheidsgevoel. Ik ontken niet dat in dat document de munten vermeld worden die van Neve afkomstig zijn, ik ontken niet dat mijn handtekening eronder staat, ik ontken niet dat die munten daarna door Hilarius op jouw naam bij mij in bewaring zijn gegeven. Maar als ik aantoon dat ze niet door mij maar door Hilarius in ontvangst zijn genomen, als er één keer over het hele deposito van Neve een kwitantie is opgesteld, zoals het geval is, zou ik zelfs naar jouw eigen oordeel van dwaasheid beticht moeten worden, als ik me opnieuw aan jou verbind voor hetzelfde, tenzij ik dezelfde schuld twee keer zou willen afbetalen. Want het gaat om geen ander bedrag dan het bedrag dat van Neve is teruggekregen, en dat is in zijn geheel eens en voor al in de eerste van de kwitanties opgenomen. Als je dacht dat de kopie die de overeenkomst tussen Neve en Hilarius bevat, voldoende was als kwitantie, waarom eiste je zoveel jaar na de dood van Neve (die overeenkomst werd immers nog tijdens Neve's leven gesloten) een alles omvattende kwitantie over al jouw bezit, zowel wat jij persoonlijk hebt overgedragen als wat ik via Hilarius heb ontvangen? Omdat je het principe ‘dat eerlijke mensen eerlijk met elkaar om moeten gaan’ losgelaten hebt; wat volgens mij niet onverstandig is, gezien de menselijke lotswisselingen waar we voortdurend mee te maken hebben, en andere risico's. Hierbij ben ik met des te meer enthousiasme op je verzoek ingegaan, omdat je iets redelijks leek te vragen. Want op dat moment zou ik eerder bang zijn geweest dat de hemel naar beneden zou vallen, dan dat dit eerdere papier, dat over de transactie tussen Neve en Hilarius gaat, voor mij enig risico zou opleveren; ook omdat ik voor mijzelf zeker wist dat ik het geschonken ver- | |
[pagina 300]
| |
trouwen in geen enkel opzicht geschaad had. Ik had het, denk ik, eerder in mijn hoofd gehaald mijn vader te beroven dan jou, die ik altijd voor een vader hield, een cent te weinig te geven. Je hebt dus de lijst met de specificatie van het geld dat bij Neve in bewaring was gegeven en aan Hilarius is terugbetaald, niet als kwitantie beschouwd, óf je dacht dat die als een echte kwitantie gold en dan heb je nu al voor één deposito twee kwitanties van mij, zodat een derde al helemaal niet nodig is. Wanneer ik hierover nadenk, is het zonneklaar voor me dat jij vrijwel geen aandacht aan dergelijke zaken besteedt, ook niet op een vluchtige manier. Je gedachten zijn natuurlijk zo bij die gewijde studie waarmee je een zegen voor onze generatie bent, dat ze niet tot deze nietigheden afdalen. Tenzij het eerder een fout van Quirinus was, die een kwitantie had moeten overschrijven en dit papier heeft overgeschreven, dat volstrekt niets met je verzoek heeft uit te staan, of, als het terzake doet, nu regelrecht overbodig is, omdat in mijn andere document duidelijk ook het geld van Neve is begrepen. Ik ben bang dat je je ergert aan deze scrupuleuze berekening. Die kon ik zelf ook niet zonder ergernis uitschrijven. Toch meende ik niet te mogen zwijgen, want er mag bij jou geen twijfel bestaan over de reden waarom ik niet gehoorzaamde en geen nieuwe kwitantie maakte, terwijl ik toch niemand zo graag ter wille wil zijn als Erasmus. Tegelijk wilde ik dat je mijn gerechtvaardigde vrees zou begrijpen, die mij op grond van dit geval ook voor de toekomst overviel. Na ontvangst van je brief kwamen namelijk af en toe de volgende gedachten bij me op. Als de brieven en de bijlagen bij die brieven die we elkaar stuurden al tijdens ons beider leven aanleiding geven meer te vragen dan verschuldigd is, wat een verwarring zou zich kunnen voordoen, als een van beiden uit het leven wordt weggerukt! Als ik kort geleden inderdaad was gestorven (wat heel goed had kunnen gebeuren), wat een slechte naam had ik na mijn dood gekregen, als ik in mijn testament schijnbaar een verkeerd bedrag voor het deposito had berekend! Of als ik je, overeenkomstig mijn achting voor jou, iets als legaat had nagelaten, terwijl je daar rechtmatig aanspraak op zou kunnen maken, als mijn vermogen verder niet toereikend is om je af te betalen! Want naargelang het gezag dat Erasmus heeft, zou men vertrouwen in hem hebben gehad. Niemand had mij tegen een onbillijke vordering in bescherming kunnen nemen. Wat bij vergissing gevraagd wordt van iemand die nog leeft, kon ook gevraagd worden van een overledene. Het zou geen onplezierig idee zijn dat het grootste deel van mijn bezit naar jou gaat, aan wie ik mijn hele vermogen te danken heb. Dat heb ik nooit verhuld. Maar als dit zonder enige blijk van mijn gevoelens voor jou gebeurt, ja, mij zelfs tot schande strekt, zou ik het werkelijk bitterder dan de dood zelf vinden. | |
[pagina 301]
| |
Daarom bid en smeek ik je, denk na wat volgens jou het meest in het belang van ons beiden is, want ik wil niet dat de vriendschap met Erasmus, die ik altijd als een groot geluk beschouwde en waar ik op zoveel manieren voordeel van heb gehad, uiteindelijk rampzalig voor me blijkt te zijn. Dat zul je het beste voorkomen als je dat papier over de overeenkomst van Neve en Hilarius aan mij terugstuurt, zodat daar niets uit voortvloeit wat mij of mijn belangen schaadt. Als het zelfs zo'n scherpziend iemand als jij kon misleiden, zal het beslist anderen nog meer kunnen misleiden, die niet op de hoogte zijn van de zaken die tussen ons besproken zijn. Verder zal het voor mij een hele zorg minder zijn als jij je deposito terugvraagt. Voor het geval je het hier laat, ik beschouw als het om jouw belangen gaat niet alleen alle zorg, maar ook alle bezorgdheid als een kleinigheid. Als je wilt dat er andere kwitanties door mij uitgeschreven worden, meen ik met een zeker recht te kunnen eisen, dat je geen kopieën van de kwitanties aan mij terugstuurt, waarvan je er twee hebt - de eerste voor het deposito van jou en Neve en een tweede, zeer recente, voor het deposito via Quirinus -, maar liever de originelen zelf; dit om te voorkomen dat de kwitanties zich verdubbelen, met alle risico's van dien voor mij. Hoeveel schade mij dat bij gelegenheid kan berokkenen, maakt alleen al het huidige geval voldoende duidelijk, waarbij zelfs zonder kwitantie het dubbele van mij gevraagd wordt na ontvangst van het enkele. Want hierboven heb ik voldoende duidelijk gemaakt met welk doel de kopie van de transactie met Neve aan jou was gestuurd, waarmee ik nu, als het ware met mijn eigen zwaard, word aangevallen.Ga naar voetnoot13. Het is zelfs van groot belang voor mij te weten of je de dingen die Nicolaas Kan in jouw opdracht bij mij vandaan meenam, als inkomsten hebt geboekt. Het gaat om alle dubbele dukaten, zes zilveren bekers, drie gouden ringen, eveneens enkele gespen met een doosje dat met zijden overtrokken is. Al die dingen kunnen immers hetzelfde risico opleveren. Want als je het toevallig niet geboekt zou hebben of als jouw kladboek, zoals vaak gebeurt, verloren zou gaan, zou men zonder twijfel op grond van de kwitantie met mij in discussie gaan en dan zou ik geen enkele plausibele reden kunnen geven. Men zou immers niet geloven dat ik iets wat ik tegen afgifte van een kwitantie ontving heb terugbetaald, als er geen kwitantie teruggegeven is. Het zou me niets dan spot opleveren vanwege mijn dwaasheid als ik me zou verzetten, zelfs als ik evident de waarheid sprak. Daarom denk ik dat het verreweg het verstandigst zou zijn, als je voor alles, zowel wat je ontvangen hebt als wat je op een later moment gaat terugvragen, een schriftelijke verklaring opstelt, zodat het voor beide partijen duidelijk is wat het totaal is van de rest, zonder dat een van beiden risico loopt. | |
[pagina 302]
| |
Zou je alsjeblieft hetzelfde willen doen, wanneer je alles terugvraagt? Want stel dat er toevallig informatie via Hilarius, Lieven,Ga naar voetnoot14. Talesius of anderen die ervan op de hoogte zijn, terecht zou komen bij lieden die wat buit van jou verwachten, en dat jou iets zou overkomen zoals dat bij mensen gaat - wat ik je vijanden toewens! maar toch is het eigen aan het menselijk bestaan dat uiteindelijk een keer voor het lot geweken moet worden - stel, zeg ik, dat die aasgieren lucht krijgen van deze buit, hoe brutaal zou men mij vinden als ik ondanks zo'n massa bewijzen ontkende! Ik zou die mensen in elk geval niet van die verdenking kunnen afbrengen. Niets is zoveel waard dat ik me het verlies ervan meer zou aantrekken dan van een goede reputatie. Maar dat probleem kun jij, als je ertoe bereid bent, in drie woordenGa naar voetnoot15. verhelpen; ik vertrouw erop dat je die zaak in de gaten zult houden. Want je zult voor de eer en de rust van iemand die jou zeer is toegedaan zorgen zonder dat het jou iets kost. Ik zou je zeker vragen mijn breedsprakigheid te vergeven, als je niet zelf zou inzien dat de zaak te belangrijk is om er aan voorbij te mogen gaan, gezien mijn bescheiden positie, vooral omdat ik weet dat jouw stromen mijn bronnetjes absoluut niet nodig hebben, wat hopelijk altijd zo zal blijven. Als dat anders zou lopen en jij aan de omvang van geschenken de omvang van genegenheid zou willen afmeten, zal ik, zo ver als Socrates' leerling Phaedo zijn medeleerlingen overtrof door zichzelf aan Socrates te geven, op mijn beurt Phaedo en alle leerlingen van Socrates overtreffen. Die laatsten brachten enorme geschenken, ieder naar zijn geldelijk vermogen, waarbij ze evenwel grotere voor zichzelf hielden. Omdat Phaedo niets anders had, gaf hij zichzelf.Ga naar voetnoot16. Ik daarentegen stel nu mezelf én al het mijne ter beschikking van Erasmus. Op grond van deze kwitantie van mijn overgave, mag je, wanneer je maar wilt, alles tot aan mijn spaargeld toe opeisen, terwijl zelfs slaven dat mochten houden als hun meesters een oogje dichtdeden en voor een beetje vrijgeviger wilden doorgaan. Karl Harst, die het schoolleven beu was, heeft zich enkele maanden geleden ter beschikking gesteld van het hof van de hertog van Gulik,Ga naar voetnoot17. nadat hij door de kanselierGa naar voetnoot18. en de voornaamsten van dat hof gevraagd was, naar ik | |
[pagina 303]
| |
hoor op zeer eervolle voorwaarden. Omdat hijGa naar voetnoot19. van woning wisselde en jouw Erasmius dus hulpeloos achterbleef, heb ik me door jouw aanbeveling laten overhalen en heb ik gezorgd dat hij bij ons in huis kwam. Daar heb ik om twee redenen nu bijna spijt van. In de eerste plaats omdat jouw laatste brief, die ik direct na de Frankfurtse beurs kreeg, naar mijn idee de zaak van Erasmius met zo'n weinig trefzekere handGa naar voetnoot20. bepleit, dat het eerder lijkt alsof je me ervan wilt afhouden hem in huis te nemen. Die brief wil niets anders zijn dan een herroeping van de eerste aanbeveling, als ik openlijk mag zeggen wat ik meende te proeven. Als ik daar enig vermoeden van had kunnen hebben voordat hij bij ons was ingetrokken, had ik beslist anderen in zijn plaats kunnen krijgen, die per jaar veertig florijnen of meer zouden betalen. Maar jouw gunst en gezag was voor mij altijd belangrijker dan welk gewin ook. Wat me vervolgens niet minder verontrust is het feit dat de jongeman absoluut niet vertrouwd is met ook maar iets van grammatica. Hij luistert alleen maar en als je vraagt te herhalen wat je verteld hebt, zou je denken dat je het in een doorboord vat hebt gedaan.Ga naar voetnoot21. Wel doet hij serieuzere pogingen als hij een beetje geprikkeld wordt door schaamte tegenover zijn medeleerlingen. Ik weet niet wat ik over hem kan beloven. Hij zal bij ons in elk geval zijn boersheid kwijtraken door de omgang met de keurige jonge mensen die hij als huisgenoten heeft; ook zal het hem wel lukken Latijn te leren spreken door het dagelijks te horen en te spreken. Er zijn bij ons geen Franse scholen. Daarom is er geen hoop dat hij hier Frans leert. Ze zeggen dat hij bij Karl in huis behoorlijk Brabants heeft geleerd, als zelfs dat niet vervormd werd door het stotteren, een kwaal die, vrees ik, bij hem ongeneeslijk is. Van mijn kant zal geen moeite worden gespaard, nu ik hem eenmaal onder mijn hoede heb genomen. Vlak voor de komst van MarcinGa naar voetnoot22. uit Polen overhandigde Haio Cammingha je briefje, waarbij hij zorgvuldig het onderwerp van zijn schuld vermeed. Maar na ontvangst van je brief die je via de Pool verstuurde, waardoor ik voor het eerst van zijn schuld op de hoogte werd gesteld,Ga naar voetnoot23. leek het mij het beste als ik de man uit jouw naam zou aanspreken. Hij antwoordde dat hij jou allang via bankiers heeft betaald. De brief aan de minderbroedersGa naar voetnoot24. leek mij niet recent genoeg om nog overhandigd te worden; ik zag ook niet wat de zin daarvan was, behalve dat | |
[pagina 304]
| |
je mensen die maar al te graag ruzie maken een nieuwe aanleiding gaf. Ik denk trouwens dat ze het moe zijn en al uit zichzelf hun mond houden. Voor de Pool, die je me zo nadrukkelijk had aanbevolen, zal wat mij aangaat alles worden gedaan om hem te helpen. Ik kon geen enkele leerling vinden die in deze roerige tijd in Duitsland wilde wonen. Zo geliefd is nu de naam van dat volk, dat ik er makkelijker tien zou vinden die in Scythië voor je willen werken dan één die ertoe zou kunnen besluiten naar Duitsland te verhuizen. Degene die deze brief brengt,Ga naar voetnoot25. is ongeveer tien jaar in dienst van Dirk van AalstGa naar voetnoot26. geweest, wat een hard leven was. Mocht hij de hoop koesteren aan jouw eisen te kunnen voldoen, dan zou hij een aanbod misschien niet weigeren. Hij heeft een groot uithoudingsvermogen en kan ook tegen een paar scheldwoorden. Hij schrijft Griekse en Latijnse letters als geen ander, in elk geval als geen ander aan de universiteit hier. Als hij bevalt, moet je zelf met hem onderhandelen. Je bent hem nu wat reisgeld betreft in geen enkel opzicht iets verschuldigd, want ik heb hem een flink loon uit eigen zak betaald. Hij moet zelf met jou overleggen of hij naar Bazel moet gaan om de commentaren van Chrysostomus terug te brengen, die Nicolaus Episcopius bij mij achterliet;Ga naar voetnoot27. niet dat ik de taak van het vertalen op me zou nemen, maar ik zou erover praten met Levinus Ammonius, Frans van Cranevelt of Nicolaus Clenardus, die hier privédocent Grieks en Hebreeuws is. Hij wilde liever dat ik het zou doen, maar mijn besognes lieten dat niet toe, die mij als nieuwe stormen voortdurend overvallen en ieder moment de vaart van de studie onderbreken. Verder moest ik een concessie doen aan mijn gezondheid, die na de laatste epidemie nog niet voldoende was hersteld. Maar omdat niemand daartoe was over te halen, stuur ik het boek op eigen kosten terug, want ik wil niet dat Froben me iets te verwijten heeft. De gierigheid van Gilles de Busleyden is berucht; hij durft niet gul te zijn met andermans geld, want anders zou hij misschien een keer leren het ook met zijn eigen geld te zijn. Toch ben ik je niet minder erkentelijk voor je inzet dan wanneer ik een royale loonsverhoging had gekregen. Ik ben de Antwerpse buitGa naar voetnoot28. nog niet misgelopen, zoals je denkt. Als ik van mijn recht zou willen afzien, ligt er een geenszins te versmaden jaargeld klaar. Maar ik ben van plan mijn gelijk te halen, hoeveel werk die zaak ook | |
[pagina 305]
| |
met zich meebrengt. Als ik de schaduw krijg in plaats van het lichaam,Ga naar voetnoot29. heb ik iets om me mee te troosten. Want door de goedheid van God heb ik iets vergaard waarvan ik kan leven zonder gebrek te lijden; het ontbreekt ook niet aan betere vooruitzichten, als ik die zou willen overwegen. Deze bode had eerder naar je toe kunnen komen, maar ik heb het wat uitgesteld wegens Pieter de Corte, die op 12 juli, terwijl hijzelf de hoogste functie bekleedt,Ga naar voetnoot30. de doctorsgraad in de theologie zal ontvangen. Naar men zei zullen Vives, Laurinus en een groot aantal anderen uit jouw vriendenkring bij de plechtigheid aanwezig zijn. Ik ging bij Vives langs, die antwoordde, dat hij op een geschikt moment een brief zou sturen, als hem iets te binnen schoot waarvan hij wilde dat Erasmus het zou weten; ik hoefde me volstrekt geen zorgen te maken. Als hij hem hierheen stuurt, zal ik hem samen met de mijne versturen. Hij bereidt hier enkele lezingen en aansporende toespraken voor, om zijn boeken beter verkoopbaar te maken. Tegelijk is hij met onze vriend Rutgerus Rescius in gesprek over het drukken van een verhandeling over de oorzaken van het verval van alle wetenschappen, en op welke manier ze weer hun oude status kunnen krijgen. Zo'n grote belofte wekt de hoogste verwachtingen. Rutgerus durft er evenwel niet aan te beginnen tenzij voor eigen risico van de auteur. De afloop is nog onzeker.Ga naar voetnoot31. Laurinus kan elk moment hier zijn. Ik schreef dit op 10 juli. Ongeveer twee maanden geleden kwam er een zekere broeder Willem van Haarlem uit Luik naar me toe, die luid klaagde over lasterlijke uitspraken van bepaalde lieden, die hem tegenover jou valselijk beschuldigden, alsof hij een vijand van Erasmus is. Hij zwoer bij hoog en bij laag dat hij onschuldig is en extra zal opletten dat een dergelijke verdenking voortaan geen vat op hem kan krijgen; hij viel bijna op de knieën om ook mij te smeken dat ik hem bij jou zou vrijpleiten. Ik weet niet wat hij misdaan heeft, maar ik merkte dat hij erg bang was voor jouw pen. Ik heb beloofd dat ik een goed woordje zou doen, mits hij daadwerkelijk zou tonen dat hij ten onrechte aangeklaagd was. Ik vraag je bij dezen zo'n arme smekeling te vergeven, als het misdrijf niet al te ernstig is. Als er daarna iets is, houd ik je niet tegen; maak gebruik van je recht. Laurinus is er eindelijk, maar hij zei dat hij niets had wat voor jou van belang was. Eenzelfde antwoord kreeg ik van Luis Vives en Barlandus. Verder gaf ik deze zelfde bode opdracht naar Pieter Gillis te gaan, voor het geval hij | |
[pagina 306]
| |
iets wilde, of iets voor jou uit Brittannië had. Maarten Davidts, je vroegere gastheer, klaagt vreselijk dat hij verwaarloosd wordt, omdat hij zo lang geen enkele brief van jou kreeg. Na twee openbare redevoeringen gehouden te hebben kondigde Vives uiteindelijk aan dat hij voor geld privé-colleges over zijn commentaren ging geven. Het lijkt voor hem op schaakmatGa naar voetnoot32. uit te draaien. Haio is nog hier. Het ga je goed. Leuven, 14 juli Conradus Goclenius, van harte de jouwe |
|