De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2351 Van Marcin Słap Dąbrówski
| |
[pagina 292]
| |
niemand had mij, als buitenlander, in huis durven nemen; ze zijn natuurlijk al zo vaak bedrogen door de trouweloosheid van anderen. Maar hij kreeg met zijn invloed voor elkaar, dat ik bij een aanzienlijke burger in huis mag wonen, waar ik behoorlijk luxe eten krijg en een niet onprettige kamer heb. Dat is allemaal het resultaat van die zeer vriendelijke woorden ter aanbeveling van mij die u (ik heb dat namelijk gezien) aan het begin van die brief had gezet, wat bijzonder vriendelijk van u was. Daarvoor bedank ik u hartelijk en ben ik u zeer erkentelijk. Kon mij immers een grotere eer te beurt vallen dan geprezen te worden door de meest geprezen en geleerdste persoon uit onze tijd? Hoe meer ik evenwel merk dat ik die eer niet waard ben, hoe meer ik zal proberen haar enigszins te verdienen. Maar zal ik ook die andere lofprijzingenGa naar voetnoot2. etaleren, waardoor ik kort geleden bij aankomst in Polen zo'n eervol welkom kreeg? Ik zou dat inderdaad doen, als het nietGa naar voetnoot3. zou lijken dat ik het eerder deed om op te scheppen dan uit noodzaak. Want terwijl vroeger bij thuiskomst zo ongeveer alleen mijn moeder me herkende, werd ik dit keer uiterst eervol ontvangen, met veel applaus van iedereen, ook van volstrekt onbekenden. Het was alsof ik nooit in mijn vaderland was geweest, behalve toen ik bij Erasmus vandaan kwam. Bij Erasmus vandaan, zeg ik, aangezien ik door die naam in hun ogen aanzienlijk, deugdzaam en (mijn hemel!) ook zelfs geleerd was, en met een vinger te midden van elke groep mensen werd nagewezen:Ga naar voetnoot4. ‘Dat is die man die bij Erasmus over de vloer komt!’, als ik een Horatiaanse wending mag gebruiken.Ga naar voetnoot5. Wat zouden diezelfde mensen wel niet zeggen, als ze ook maar één zin hadden gezien van die prachtige brieven waarin u mij bij de groten van Polen aanbeveelt! Zo kreeg ik, allervoortreffelijkste heer, door dit getuigenis van u over mij en dat gefluister van de mensen, extra veel zin om me op de studie te werpen. Tot nu toe ben ik daar met matig succes en, zoals dat heet, tegen de zin van de muzen mee bezig geweest, omdat mijn leeftijd niet meewerkte, of omdat die Sarmatische aanleg van mij,Ga naar voetnoot6. ‘afkomstig uit een | |
[pagina 293]
| |
land van schaapskoppen, waar de lucht nevelig is’,Ga naar voetnoot7. minder ontvankelijk is voor de wetenschappen. Als iemand verbaasd is dat ik me daar niettemin op toeleg, tegen de zin van Minerva,Ga naar voetnoot8. zal dit mijn antwoord zijn: wie is zo vreselijk dom en lui, dat de welsprekendheid van Erasmus hem niet tot beoefening van de edele wetenschappen beweegt, ja, meesleept? Want hij is iemand die om zijn geleerdheid, die hij met hard werken heeft verworven, en om zijn deugdzaamheid met recht als een bron van licht bij iedereen geliefd en geacht is en wiens mening voor iedereen als een orakel hoort te gelden; en niet alleen dat, maar hij spant zich ook in om de stralen van zijn geleerdheid over zijn bewonderaars te laten schijnen. Telkens als ik me dit alles voor de geest haal, springt mijn hart op van vreugde; in de eerste plaats hierom, omdat ik het geluk heb in uw tijd geboren te zijn, vervolgens omdat daar zelfs nog de kennismaking met u bijkwam, wat altijd een grote wens van me was. Verder zou ik, als ik nu zou moeten sterven, alleen al hierom menen dat de dood minder hardvochtig voor mij zou zijn, omdat ik daarvoor nog u, sieraad van onze tijd, met deze ogen gezien heb. Daarom zou ik uitvoerig moeten schrijven over mijn terechte genegenheid voor u, als de zwakte van mijn pen dat zou toelaten; bovendien heb ik het idee dat u daarmee al enigszins bekend bent en dat uw weldaden dat allemaal ver overtreffen. Ook al weet ik dat ik niet in staat ben die ooit terug te betalen, toch zal ik zorgen dat u die weldaden niet ogenschijnlijk aan een ondankbaar mens hebt bewezen. U zult altijd merken dat ik u om die reden zeer toegenegen ben en bij alles voor u klaar sta, als u zich een keer ertoe verwaardigt van de diensten van deze Marcin gebruik te maken. Oh! U weet niet hoe vreselijk ik het vond dat ik u in Freiburg achterliet terwijl u ziek was. Misschien had ik u op dat moment (had ik daar maar vóór mijn vertrek aan gedacht!) van dienst kunnen zijn. Meer dan eens heb ik er daarom over gedacht terug te keren, en ik zou dat gedaan hebben - zo mogen de goden me liefhebben - als niet ogenschijnlijke wispelturigheid een belemmering was geweest. Ook vond ik dat ik niet te lang mocht wachten met het overhandigen van de brief die u aan de heer Goclenius had geschreven. Ik had besloten stellig in Freiburg te blijven tot u beter was geweest, zelfs als dat veel kosten met zich mee had gebracht - als kosten die voor mij eervol en nuttig waren geweest, al kosten konden zijn. Zodra ik echter van een of andere persoon bericht had ontvangen dat het beter met u ging, goede God! hoe blij was ik in stilte bij mezelf, omdat degene die begin en oorzaak van mijn voorspoed is, door wiens hulp ik nu een goed leven heb, | |
[pagina 294]
| |
weer beter was. Als het waar is - ik zou willen dat het waar is - dan ben ik volkomen gelukkig en van alle angst bevrijd. Ik was natuurlijk bang dat God u, die nog op aarde nodig was, voortijdig van ons weggenomen zou hebben. Ik twijfel echter niet of deze bode zal ons het vreugdevolle bericht brengen dat uw gezondheid buiten gevaar is. Als u misschien brieven naar Polen gaat sturen, zou u dan willen zeggen dat ik mijn belofte aan de bisschop van Płock omtrent de ring heb ingelost?Ga naar voetnoot9. Ik ben namelijk bang dat AndrzejGa naar voetnoot10. mij nog erger verdacht zal maken dan die ene keer, zodra hij in de gaten heeft dat ik bij hemGa naar voetnoot11. in de gunst sta, hoewel de verdediging, die u gebruikte om mij vrij te spreken, een goede remedie tegen dit kwaad zal zijn. U zult ongetwijfeld de bisschop van KrakauGa naar voetnoot12. schrijven, met wie ik tenminste nog een paar woorden wisselde, want zijn slechte gezondheid liet een uitgebreider gesprek niet toe; ik zou heel graag willen dat hij hoort dat het briefje door mij aan u overhandigd is. De kanselier van dit koninkrijkGa naar voetnoot13. liet allerlei mensen talloze verklaringen van zijn sympathie voor u aan mij overbrengen. Ik vond ze niet belangrijk genoeg om u, ernstig ziek als u was, met een opsomming ervan te vermoeien; ze waren immers vrij alledaags, van het soort dat u wel vaker van vrienden te horen krijgt. Hij wenste u namelijk nog vele gelukkige jaren en zette dat kracht bij door naar de gewoonte van het land op uw gezondheid te drinken. Deze of soortgelijke verklaringen waren het die ik van hem aan u moest doorgeven. Ik zou het echt heel fijn vinden, als hij zou weten dat ik u over zijn welwillendheid heb verteld; dat zal ook mogelijk zijn, als uw houding tegenover mij niet op enigerlei wijze door onnadenkendheid van mij veranderd is. Als u het moment om te schrijven uitstelt tot de Frankfurtse beurs, zal ik Froben schrijven, want hijGa naar voetnoot14. droeg mij op papieren van u op een veilige manier naar Polen te sturen. Het ga u goed, sieraad van onze tijd. Ik kwam op 31 mei in Leuven aan; die stad bevalt me om vele redenen, of juist hierom dat er hier zeer veel is wat tot studeren aanzet en heel weinig afleiding. Haio uit FrieslandGa naar voetnoot15. maakt het goed, meer over hem zult u van | |
[pagina 295]
| |
Goclenius horen. Ik schreef u dit alles, zeer geleerde heer, eerder met plezier dan met angst, want uw enorme geleerdheid mocht mij dan afschrikken, uw uitzonderlijke vriendelijkheid was toch ook weer een aansporing. Nogmaals, het ga u goed. Leuven, 12 juli 1530 Uw zeer toegewijde Marcin Słap Dąbrówski, uit Polen Aan de grote geleerde, de belangrijkste onder de theologen, de heer Erasmus van Rotterdam |
|