De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2341 Aan [Lorenzo Campeggi]
| |
[pagina 283]
| |
schuifel ik nog wat zwakjes rond; ik ben nog steeds niet van de artsen en de chirurgijn af. Hoe graag zou ik willen dat het de Heer behaagde mij een plan in te geven dat kan helpen om deze storm tot bedaren te brengen! Maar ik vertrouw erop dat de geest van Christus, via de vroomheid en de macht van de keizer en via mensen zoals u, voor iets zal zorgen wat goed is voor de kerk. Ik zou niet willen dat Luther bij de kwestie wordt betrokken. Als er iets toegegeven of aangepast moet worden, zou ik liever willen dat het volgens de adviezen van anderen gedaan werd. Zwingli's macht strekt zich al verder uit dan die van Luther. Ik maak me niet zo'n zorgen over dogma's, vooral niet over die van Luther; wel verontrust het me dat ik onder de vlag van het evangelie een type mensen zie ontstaan dat mij in alle opzichten tegenstaat. Als de predikanten weggejaagd konden worden, vooral Zwingli, Oecolampadius en Capito, zou er goede hoop zijn dat het volk tot rede gebracht kon worden. Ik heb medelijden met de wederdopers, voor wie hulp mogelijk was geweest, als de discussie alleen over de doop ging; maar ze zorgen voor verwarring op alle gebieden. Het is een soort razernij en toch vertelt men dat er binnen deze sekte enkele allerminst slechte mensen te vinden zijn. Ik had graag gewild dat u bereid was een fragment van mijn brief aan Vulturius NeocomusGa naar voetnoot2. te lezen. Zodra ik weer een beetje op krachten ben gekomen, zal ik u met meer zorg schrijven. Dat de Heer zijn zegen mag geven aan alle besprekingen. Freiburg, 7 juli 1530 |
|