De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
moeilijke tijden. Want mijn vorst,Ga naar voetnoot1. die belast is met allerlei taken die hem onwaardig zijn, wilde dat ik als gezant namens hem allerlei reizen ondernam. Dus werd ik naar keizer Karel in Italië gestuurd,Ga naar voetnoot2. van Italië naar het lager gelegen Duitsland waar ik vandaan kom, en van Duitsland weer naar Italië. Eenmaal terug werd ik naar deze grote conferentie van gezaghebbers en rijksstanden gestuurd.Ga naar voetnoot3. Een half jaar lang was ik op deze manier her en der aan het rondvliegen en had ik amper gelegenheid om op adem te komen, om weer te denken aan vrienden aan wie ik veel verschuldigd ben, aan familie, aan goede bekenden en studiegenoten. Ik ben oneindig blij dat u uw vroegere gezondheid terug hebt; ik bid tot de grote en almachtige God dat Hij u zo lang mogelijk gezond en wel voor onze christenheid mag bewaren, zodat u, met uw christelijke gematigdheid en kalmte, eindelijk dan toch met zorgvuldig uitgewerkte en onaantastbare dogma's het ongelukkige en meelijwekkende Duitsland te hulp kunt schieten. Nadat het immers (het is een schande!) zijn woestheid heeft laten varen en zijn barbarij heeft afgelegd, toont het als christelijk land niet alleen onderlinge verschillen, maar wankelt het bijna op zijn grondvesten. De wereld is verdeeld en er doet zich een wirwar van hartstochten en emoties voor; zonder verstandige adviezen van u en mensen zoals u zullen allerlei dingen door gebrek aan inzicht over het hoofd gezien worden en talloze zaken die nodig vastgelegd moeten worden, vaag blijven. Kom hier persoonlijk de bedreigde en in uiterste nood verkerende christenheid helpen; u mag niet weigeren het geneesmiddel toe te passen. Dat verwacht de christelijke wereld immers van u, dat verlangen de onoverwinnelijke keizer, de zeer illustere koning van Hongarije, de zeer eerwaarde prelaten en de overige zeer doorluchtige rijksstanden van u. Als ik u ergens bij van dienst en ter wille kan zijn, is het aan u om dat duidelijk te maken en aan mij om te gehoorzamen, mijn beste Erasmus; want, ik zweer u, dat is mijn vurigste wens. Als u nog steeds overweegt te verhuizen en er in het gebied van mijn illustere vorst een plek is die voldoet aan uw eisen, laat het mij dan weten; u zult merken dat ik daarbij de taak van een verstandige vriend zal vervullen. Het ga u goed en wees mij, zoals steeds, genegen, en ook onze vriend Polyphemus,Ga naar voetnoot4. niet vanwege mijn aanbeveling, maar om de oprechte en overanderlijke trouw van de man tegenover u. Augsburg, 28 juni '30 Johann von Vlatten, hoofd van de domschool enz., van harte de uwe | |
[pagina 270]
| |
Aan de zeer geleerde heer Erasmus van Rotterdam, zijn eerbiedig gerespecteerde vriend, Freiburg |
|