De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2334 Van Bernhard von Cles
| |
[pagina 268]
| |
bij de grote en almachtige God, zodat hij zich in deze omstandigheden eindelijk bekommert om zijn volk, de gelovige aanhangers van de algemene christelijke kerk. Ik weet zeker dat die gebeden, die werkelijk heilzaam voor de verwelkte christenheid zijn, God in zijn grootheid ten zeerste welgevallig zullen zijn. Toen ik dit geschreven had, werd uw brief overhandigd,Ga naar voetnoot3. met uw gelukwens wegens mijn hogere waardigheid, ook al was daar juist op dit moment geen behoefte aan, nu er alom grote bezorgdheid heerst. Hoe graag zou ik niettemin daarmee de gehele kerk en ons wankelende geloof helpen! Maar de ontoereikendheid van mijn geringe kracht verhindert dat. Wat het bericht betreft dat u ziek geworden bent, ik leef oprecht met u mee; ik vind het erg vervelend. U moet zich daarom, voor zover dat in uw macht ligt, op herstel toeleggen. Wees ervan verzekerd dat ik altijd voor u klaarsta om, als dat mogelijk is, behoud van uw reputatie en uw lichamelijk welzijn te waarborgen. Hecht geen grote waarde aan de beschimpingen van lasteraars, aangezien er geen aanleiding voor hen is, of hun op enigerlei wijze gegeven wordt, om op u te schelden, omdat uwGa naar voetnoot4. rechtschapenheid en onkreukbaarheid bij de vorsten en alle aanhangers van de algemene christelijke kerk volkomen bekend zijn. Het overige behoeft geen antwoord, behalve dat ik nog wilde toevoegen hoe belangrijk het zou zijn dat u hier ook aanwezig was bij alle verwarring die er heerst, aangezien u iemand bent die met zijn wijsheid en geleerdheid het geloof en de kerk zeer tot steun en tot nut zou kunnen zijn. Ik wens u een goede gezondheid toe. Uit Augsburg, 27 juni 1530 Bernhard, kardinaal van Trente Aan de eerbiedwaardige, uitnemende, door mij oprecht beminde heer Erasmus van Rotterdam, leraar in de heilige theologie, enz. |
|