De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2308 Aan Johann Koler
| |
[pagina 221]
| |
werpen. Ik neem ook geen blad voor de mond als ik de andere partij terechtwijs. Ik kom nu bij uw andere brief. Als mijn dienaar LievenGa naar voetnoot7. alles naar waarheid heeft verteld, hebt u een treurig verhaal gehoord. Enige tijd geleden kwam de eerwaarde heer Christoph, bisschop van Augsburg,Ga naar voetnoot8. hierheen, naar zijn zeggen alleen om Erasmus te zien. Hij bracht twee kostbare bekers mee met daarin tweehonderd florijnen. Ik vraag me af of de man geen spijt heeft van zijn reis en zijn vrijgevigheid. Ik, van mijn kant, zag nooit een vriendelijker en hoffelijker mens dan hij. Wat Italië betreft ben ik het met u eens,Ga naar voetnoot9. behalve dat ik graag hiervandaan naar een drukkere stad wil verhuizen. Zodra de drukkers terugkomen van de Frankfurtse beurs, valt er een besluit. Of ik naar Augsburg kom, kan niet beslist worden voordat de rijksdag is beëindigd.Ga naar voetnoot10. Maar wanneer zal dat zijn? Ondertussen weet ik niet of ik hier veilig kan blijven wonen, vooral als de keizer strengere maatregelen gaat nemen - daar dreigen ze mee. Hoewel de priesters even bang voor hem zijn als voor de aanhangers van Luther. Het verheugt me ten zeerste dat onze vriend Anton zo blij was met zo'n klein geschenkje;Ga naar voetnoot11. ik zal zo goed als ik kan proberen aan zijn buitengewoon vriendelijke karakter recht te doen. De zeldzame deugdzaamheid van de man verdient het ook zonder dat hij iets geeft, bewonderd en geprezen te worden. Omdat ik meende gemerkt te hebben dat uw aard geenszins botst met de mijne, heb ik in mijn laatste brief nogal openhartig mijn hart bij u uitgestort. Wat ik zei moet u niet opvatten als een uiting van kwaadwillendheid, maar van de oprechte genegenheid die ik zowel Nachtgall als Anton toedraag.Ga naar voetnoot12. Het ga u goed, mijn alleraardigste vriend. Freiburg, 13 april 1530 Erasmus, werkelijk de uwe, eigenhandig geschreven Ik heb dit niet meer doorgelezen, vergeef het me als mijn pen ergens de weg kwijt was. Aan de zeer illustere heer Johann Koler, proost van Chur. Augsburg |
|