2307 Van Anton Fugger
Augsburg, 7 april 1530
Een hartelijke groet, Erasmus, geleerdste van de geleerden. Toen ik vandaag uw behoorlijk uitgebreide brief, die een plezier was om te lezen, op mijn beurt behoorlijk uitgebreid had beantwoord, was daar opeens uw secretaris, Lieven Panagathus,Ga naar voetnoot1. die mij tegelijk met uw brief een zeer welkom geschenkje bracht, namelijk de Tiran van Xenophon, met een opdracht aan mij.Ga naar voetnoot2. Voor de eer die u mij daarmee bewijst bedank ik u ten zeerste en ben ik u terecht bijzonder erkentelijk, vooral omdat u mij uit zichzelf geeft waar ik u nauwelijks zonder me te schamen om had durven vragen. Ik aanvaard dan ook graag uw genegenheid, die ik zeer op prijs stel; die is extra welkom omdat ze spontaan van u uitgaat. Die boekjes van u vallen, voor zover ik ze bekeken heb, zeer bij mij in de smaak. Er kan immers onmogelijk iets uit uw werkplaats komen wat geen lof verdient of door iemand afgekeurd kan worden. Daarom acht ik beslist diegenen gelukkig die door uw voortreffelijke muze aan het nageslacht worden overgedragen en nooit ten onder zullen gaan.
Over de situatie hier bij ons heb ik u vandaag in de andere brief meer dan genoeg bericht. Er schiet me verder geen nieuws te binnen, behalve dat de keizer volgens zeggen morgen in Trente zal aankomen en spoedig daarop in Brixen, waar hij naar verluidt tijdens de Stille Week zal blijven, tot de viering van Pasen. Wanneer hij hier in Augsburg zal aankomen, is nog onzeker.Ga naar voetnoot3. De situatie in Italië is volgens zeggen redelijk rustig, behalve dat de Florentijnen, die nog steeds belegerd worden en in een uitzichtloze situatie verkeren, vastbesloten zijn alles liever te verduren dan het idee van vrijheid waaraan zij vasthouden op te geven.Ga naar voetnoot4.
Dit is wat ik aan mijn eerdere brief besloot toe te voegen, mijn beste