2304 Van Peter Medmann
Straatsburg, 2 april 1530
Een groet. Ik was van plan deze brieven van de heren Caesarius en Riquinus,Ga naar voetnoot1. die grote bewonderaars van u zijn, persoonlijk bij u af te leveren; ik was ook beslist met die bedoeling uit Keulen vertrokken. Maar allerlei omstandigheden verhinderden dat ik mijn plan kon uitvoeren. Intussen zult u wel, zeer geleerde heer, de heer Riquinus in een van uw brieven willen vragen het mij niet kwalijk te nemen dat ik u de brief niet heb overhandigd, waarbij ik vertrouw op de grote menslievendheid die ik in uw zeer geleerde werken meen te ontwaren. Ik kan niet zeggen hoezeer het mij spijt dat ik niet de mogelijkheid had om uw kant op te gaan. Maar omdat ik goede hoop heb dat u ooit naar ons toe komt, kan ik me er gemakkelijker bij neerleggen. De heer Johann von Riedt, uniek sieraad van onze stad, wenst u veel heil en zegen toe; hij verdient het in uw bijzonder goed geschreven werken aan het nageslacht doorgegeven te worden.
In Straatsburg is men erg boos op u om uw brief aan Nijmegen.Ga naar voetnoot2. Ik hoor hier van alles over deze zaak, wat ik u heel graag had geschreven, als de omstandigheden het hadden toegelaten. Het ga u goed, geleerdste onder de mensen, en wees ervan overtuigd dat ik u van ganser harte toegenegen ben.
Straatsburg, 2 april 1530. Nogmaals, het ga u goed. In grote haast.