De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2303 Aan Konrad von Thüngen
| |
[pagina 215]
| |
met een collega die zo uitnemende geestelijke gaven bezit. Als hij de vrijheid had om zich nog één of twee jaar aan de edelste vakken te wijden, zou hij voor des te meer prestige en voordeel zorgen, zowel voor zijn kapittel als voor Uwe Eerwaarde Hoogheid. Zijn houding tegenover u is liefdevol en eerbiedig, zoals men mocht verwachten. Ik ga geen moeite doen om hem bij u aan te prijzen; want niemand prijst uitnemende edelstenen aan bij een bewonderaar van kostbaarheden. Daarom behoeft buitengewone deugdzaamheid geen aanbeveling bij een zo groot liefhebber van rechtschapenheid. Het laten zien betekent al aanbevelen. Mocht er iets zijn waarbij Uwe Hoogheid een beetje inspanning van mijn kant op prijs stelt, dan zult u merken dat ik direct klaarsta om te doen wat u vraagt. Moge de Heer Uwe Hoogheid behoeden en bewaren. Freiburg im Breisgau, 2 april, in het jaar 1530 na de geboorte van Christus |
|