2301 Aan Alonso Manrique de Lara
Freiburg, 31 maart 1530
Aan Alonso Manrique, aartsisschop van Sevilla
Zeer eerwaarde prelaat, enige tijd geleden werd er uit Parijs een pamflet hierheen gestuurd, met Luis de Carvajal op het titelblad.Ga naar voetnoot1. Het was daar in het geheim gedrukt, zonder vermelding van de plaats en de drukker, want het is daar vanwege een edict van het Parlement niet toegestaan iets te drukken wat niet is goedgekeurd. Omdat ik de naam niet kende en er uit het pamflet verbazingwekkende lichtvaardigheid en brutaliteit sprak, vermoedde ik dat het een grap was en er een toneelstuk werd opgevoerd door een jong iemand die daartoe geïnstrueerd was. In mijn antwoord stak ik er eerder de draak mee dan dat ik met tegenargumenten kwam. Enige tijd later arriveerde het Spaanse pamflet, met brieven van vrienden die me aanraadden de man geen antwoord waardig te keuren. Tot mijn grote spijt kwam die raad te laat. Nu stuurt diezelfde jongeman me een nog veel brutaler boek, eveneens gedrukt zonder de naam van de plaats en de drukker, wat beslist in strijd met het edict van de keizer is.
Ik ben niet van plan met dergelijke pamfletten de strijd aan te gaan, ook al zouden er zeshonderd verschijnen. Toch verbaast het me dat er bij die gemeenschap van observanten een dergelijk type geschriften vandaan komt, omdat hun regel, die velen onder hun kleed, maar weinigen in gedachten met zich meedragen, hen in alle ernst van iedere vorm van laster afhoudt. Naast het feit dat ik een zuiver geweten heb, zijn er zoveel vorsten, koningen, kardinalen, bisschoppen en geleerden die mij niet alleen met brieven maar ook met eervolle geschenken, die ze uit zichzelf aanbieden, gelukwensen met mijn werk, dat ik zonder moeite die lieden met hun duistere praktijken links kan laten liggen. Het zou evenwel dienstig voor de rust in uw eigen Spanje zijn als die anonieme drukker gestraft zou worden, om te voorkomen dat hij daarna ergere overtredingen begaat, als hij merkt dat waaghalzerij lonend is. Van die jongelui valt niets dan dwaze en opruiende taal te verwachten en als ouderen iets aan te voeren hebben ter verdediging van de waarheid, laten ze hun pamfletten dan eerst ter goedkeuring voorleggen voordat ze die uitgeven.
Ik zal u niet langer ophouden, zeer illustere prelaat. Als u vindt dat Erasmus deze smadelijke behandeling verdient, zult u zich, rechtvaardig als u bent, toch altijd nog bekommeren om de rust in het land - dat weet ik ze-