De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
2300 Aan Pero Mexía
| |
[pagina 207]
| |
mensen is, met een laagje godsdienstigheid, die zo slecht geveinsd is dat iedereen erdoorheen kijkt. Hij annoteerde de annotaties van Valla, Lefèvre en mij bij de brief aan de Romeinen, maar hij richt zijn pen eigenlijk op mij.Ga naar voetnoot5. Ik gaf een kort antwoord, zonder vermelding van zijn naam, zonder beledigingen, behalve dat ik aangaf dat een jongeman die onvoldoende Grieks en Latijn kent en niet toegerust is met een ruime belezenheid, niet tegen die taak is opgewassen. Ik zond het boekje aan vrienden in Leuven, zodat ze konden kijken of het raadzaam was dat het gedrukt werd,Ga naar voetnoot6. want ik was bang dat zo'n eerzuchtig persoon meteen zou zwellen van trots. Ze lieten het drukken, met fatale gevolgen. Hij begon onmiddellijk, alsof hij zijn zin had gekregen, een stroom pamfletten te produceren, vol domme praatzucht. Alle geleerden lachen om hem. Hijzelf is tevreden met het applaus van zijn broeders. U zult vragen: ‘Wat moeten we dan? Moeten we lijdelijk toezien hoe zij ongestraft hun triomf vieren?’ Het is niet mogelijk hen te overwinnen; zelfs als ze overwonnen op de grond liggen, brengen ze hun tegenstander in het nauw en trekken ze hem naar zich toe, zoals volhardende, maar amateuristische worstelaars doen.Ga naar voetnoot7. Hoe het ook afloopt, voor hen is het op zich al een enorme trofee dat ze van Erasmus een reactie losgekregen hebben. Een groot deel van hun glorie zal verdwenen zijn als zij een hoop opschudding hebben veroorzaakt en een reactie van mijn kant uitblijft. Er moet eerder met middelen als de volgende tegen hen worden opgetreden. De drukker die het gewaagd heeft dergelijke nonsens uit te geven, zonder vermelding van zijn naam, handelde in strijd met het edict van de keizer en moet bij de keizerlijke overheid worden aangegeven. Ook de eerwaarde aartsbisschop van SevillaGa naar voetnoot8. had de monniken het zwijgen opgelegd; ook hij moet ertoe worden aangespoord dat hij de vaders die dergelijke toneelspelers laten optreden, met zijn gezag intoomt. Hij is een bedachtzaam en vroom man; het bestaat niet dat hij zulke pamfletten zal goedkeuren, zelfs al zou hij niet aan mijn kant staan. Er zijn nog anderen die mij welgezind zijn, de aartsbisschop van ToledoGa naar voetnoot9. en Don Juan Manuel. Als één drukker een flinke boete krijgt, zal dat de anderen afschrikken. De prior zelf moet benaderd worden en de vraag voorgelegd krijgen hoe hij, met inachtneming van de regel van de heilige Franciscus, aan een dergelijke gedragscode kwam, die inhoudt dat | |
[pagina 208]
| |
ze, zonder zich aan edicten van vorsten te storen, met opruiende schotschriften de aanval openen op de reputatie van iemand die van zoveel kerkvorsten een schitterend getuigenis krijgt. Een aantal van hen noem ik in de brief aan uw broer, Thraso-achtigGa naar voetnoot10. misschien, maar heel bescheiden als je kijkt naar de werkelijkheid. In de laatste brief van de keizer aan mij stond het volgende: ‘Daarom willen we dat u moed houdt; wees ervan overtuigd dat wij geen moment uw eer en reputatie uit het oog zullen verliezen.’Ga naar voetnoot11. In een andere brief uit hij hetzelfde voornemen op een veel vriendelijker manier: dat hij met niet minder overgave de reputatie en waardigheid van mijn naam zal verdedigen dan wanneer het hemzelf betrof.Ga naar voetnoot12. U kunt wel nagaan: deze vorst zal dergelijke pamfletten niet goedkeuren. Ook zal het helpen, als weldenkende mensen heimelijk worden aangespoord om niets te geven aan mensen die achter dergelijke pamfletten staan. Ze kennen geen schaamte en nog veel minder een schuldgevoel; ze denken dat ze alles mogen waar ze zin in hebben. Pas wanneer ze merken dat er iets van hun kostje verdwijnt, komen ze tot inzicht, want ze hebben geen oren aan hun hoofd, maar in hun buik.Ga naar voetnoot13. Ik zal zorgen dat de keizer en zijn kanselierGa naar voetnoot14. op de hoogte zijn van het weinig verheffende tumult waarvan die lieden de aanstichters zijn. Kortom, ik zal eerder alles doen en dulden dan op de onzin van een stel snotneuzen te reageren. Ik heb zijn Middel om zoet te maken,Ga naar voetnoot15. zoals u het noemt, niet gelezen en ik ga het ook niet lezen, maar ik liet mijn oog gaan over de koppen van een aantal bladzijden. Hij draagt dit zo prachtige werk op aan een of andere vorstGa naar voetnoot16. en zingt aan het begin de lof van de vrede, waarbij het nodige gestolen is uit mijn Klacht van de vrede. Dan volgt een uitweiding waarin hij Erasmus tot een behemothGa naar voetnoot17. maakt, die naar het voorbeeld van alle ketters Christus de oorlog verklaart onder het mom van de vrede. Ik zou deze dag niet willen overleven, als ik mij niet oprecht en van harte aan Christus' glorie wijd. Vervolgens geeft hij een redevoering weer van iemand die tijdens de conferentieGa naar voetnoot18. een samenvatting van mijn gruwelijke dwalingen had gegeven - een paar mensen had- | |
[pagina 209]
| |
den me over die man geschreven. Hij hield (als de weergave betrouwbaar is) zeker een vlot verhaal, maar vol leugens - hij werd toen door geleerde mensen als een dwaze monnik beschouwd, wat hij inderdaad was. Daarna stapt hij over op een exposé over de verdiensten van de vorst, waarin hij hem vraagt een einde te maken aan de oorlog die door mij en de mijnen met opruiende pamfletten tegen de monniken was ontketend, en mij te dwingen om mijn woorden terug te nemen. Over welke opruiende pamfletten heeft hij het? Mijn verdediging bevat niets opruiends en werd goedgekeurd door kanselier Mercurino. Wie zette Carvajal tot zulke dwaasheden aan? Hij werd door mij niet als monnik bespot, maar als marionet, want dat is hij volgens mij. Dit alles in de voorrede. Vervolgens zet hij ons, om ons van zijn geleerdheid te overtuigen, een aantal plaatsen uit brieven voor van een aantal mensen van wie hij misschien een aanbevelinkje had losgekregen - dat is een gewoonte van die lieden, want ook op die manier zijn het bedelmonniken. Geen van hen is evenwel, voor zover ik weet, theoloog, in elk geval Vives niet en Lee evenmin. Als de zaak met dergelijke getuigenissen wordt aangepakt, wat een stapels brieven, geschreven door wat voor mensen, kan ik tevoorschijn halen! Hoewel zijn kritiek op Terminus erg dom was, wilde hij niets van mijn uitleg weten. Alsof ik ooit zo dwaas was mezelf in een bepaalde soort wetenschap, laat staan in allemaal, beter dan ieder ander te vinden!Ga naar voetnoot19. Toch komt hij hier aanzetten met Plus ultra (Nog verder)Ga naar voetnoot20. en nog meer nutteloze dingen.Ga naar voetnoot21. Om een lang verhaal kort te maken, CarvajalGa naar voetnoot22. is overwinnaar. Ergens zeg ik in een betoog: ‘Dit zou als een zekere zwakte bij Christus gezien kunnen worden.’ Hij leidt daaruit af: ‘Er was zwakte bij Christus: jullie hoorden dus een godslastering.’Ga naar voetnoot23. Hij verzamelt heel wat passages in die trant die hij her en der uit mijn boeken haalt, zonder enige ordening. Ik heb van hem geleerd, wat de vermelding van ‘mijn hoer’ te beduiden had, want dat had ik zelf nooit kunnen raden. Een van de Colloquia is het ‘Gesprek tussen een hoer en een jongeman’; dat noemt hij ‘de hoer van Erasmus’.Ga naar voetnoot24. Was het maar zo dat er geen ergere hoeren waren onder degenen die dit gesprek onfatsoenlijk vinden! Hij houdt | |
[pagina 210]
| |
ons ook voor dat de keizer en de meeste Spaanse vorsten monniken zijn, met een witte kap, en de keizer de abt.Ga naar voetnoot25. Dat mag niet opgevat worden als een schande, aangezien hij ook Christus tot abt maakt en de apostelen tot monniken, en de Moedermaagd tot non.Ga naar voetnoot26. Ik had gezegd: ‘Hoe dichter iemand de vroomheid van Franciscus nadert, hoe geliefder was, is en blijft hij voor altijd.’ Hier leidt hij uit af: ‘Franciscus was arm, dus prijs de armoede’. Franciscus was ongehuwd en kuis, dus prijs het celibaat.’Ga naar voetnoot27. Dit had zijn gevolgtrekking moeten zijn: ‘Iemand die zich geliefd wil maken bij Erasmus, moet dus het leven van Franciscus tot voorbeeld nemen.’ Zulke mensen heb ik inderdaad altijd liefgehad en heb ik nog steeds lief. In Leuven was er christelijke vriendschap tussen mij en de franciscanen. Lee strooide als eerste heimelijk wat zaad van het kwaad; dat hebben anderen daarna laten opkomen, totdat die snoever ten tonele verscheen, die de mensen ‘kraaitje van god’ noemen.Ga naar voetnoot28. In Bazel had ik nauwe banden met de franciscanen, zolang ze de juiste koers hielden. Hier woon ik zo dicht bij de franciscanen, dat ik hen in mijn kamer hoor zingen alsof ik in de kerk was. We zijn zeer bevriend met elkaar, omdat iedere boosaardigheid bij hen afwezig is. Ze hebben een rechtschapen en ingetogen predikant, die soms zelfs op een eervolle manier Erasmus in zijn preken citeert. Laten ze arm zijn zoals Franciscus was, dan zullen ze bij iedereen geliefd zijn! Maar die lieden zijn in naam arm en in werkelijkheid rijk. Ze hebben hun archieven, ze hebben procuratoren, ze hebben toewijzingen van grond. Maar dat val ik niet aan; niemand misgunt hun eten en kleding, mits ze niet de spot met mensen drijven.Ga naar voetnoot29. Franciscus was ongehuwd. Denkt hij echt dat ongehuwd en kuis hetzelfde is? Wie keurde ooit kuisheid af? Ik moest lachen toen ik las: ‘Franciscus was bescheiden, nederig, zonder aanzien, lankmoedig als hij beledigd werd, een onvergelijkelijke navolger van de gekruisigde Christus, een predikant die met gloed sprak, en altijd gehoorzaam aan de kerk. Laten we Franciscus prijzen, hem geliefd maken en verdedigen, en niet alleen hem, maar ook hen die Christus, hun vorst, volgen door in de voetsporen van Franciscus te treden!’Ga naar voetnoot30. Ik heb Franciscus altijd een goed | |
[pagina 211]
| |
man geacht en ik zou graag degenen liefhebben die zichtbaar in zijn voetsporen treden om zo Christus, hun vorst, te volgen. Laten ze zich dan ook dienovereenkomstig gedragen! Dan mogen ze bij mij hun beklag doen als ik hen niet prijs. Maar ik denk dat Franciscus, als hij zou leven, CarvajalGa naar voetnoot31. niet als een ware zoon zou erkennen en niet van zijn lof gediend zou zijn, zoals Paulus niet gediend was van de lof van de waarzeggende slavin.Ga naar voetnoot32. Toch zou ik eerder iemand prijzen die Christus volgt door in de voetsporen van Paulus te treden, die wilde dat het evangelie dat hij verkondigde kosteloos was.Ga naar voetnoot33. Ten slotte wil hij me bang maken met de bliksem van de paus.Ga naar voetnoot34. Zijzelf brengen hun orde schade toe, omdat ze met slecht gedrag en dwaze pamfletten hun orde te schande maken. Het is een brutale leugen van hem dat talloze mensen mij in gepubliceerde boeken tot ketter hebben verklaard. Béda heeft dat niet gedaan, en evenmin Hoogstraten, Latomus, Lee en Cousturier, voor zover ik weet, en als iemand dat gedaan zou hebben, was het om te schelden, niet om te oordelen. Er is geen enkele wettelijke uitspraak waarmee een boek van mij tot een ketters werk is verklaard. Maar ik ben al te breedvoerig over de dwaasheden van die jongeman, mijn beste Pero, die niets te bieden heeft dan domme arrogantie en een mond die niet stil staat. Gebruik de middelen die ik aangaf of wat voor betere je kunt bedenken. Als ik iets kan doen, zal ik dat niet nalaten. Ik zal me niet laten verleiden tot een debatteerwedstrijd, tenzij ze anders gaan schrijven, wat bij franciscanen niet te verwachten is. Degenen onder hen die geleerd en vroom zijn, zijn er niet toe bereid en ik heb maling aan domkoppen en snoevers. Ik zal intussen doen wat ik kan voor de vroomheid en de studie; u moet samen met uw broer, die zich waarlijk een broer betoont, een gelukkig leven leiden in de tuinen van de muzen. Freiburg im Breisgau, 30 maart 1530 |
|