De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |
2296 Aan Jean CassandreGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 198]
| |
zen: wil niet oordelen, wil niet zweren, wil niet boos worden,Ga naar voetnoot10. enzovoorts, terwijl dat ‘wil niet’ van de vertaler is en niet van de evangelist of apostel. Ook al kende hij dus Grieks, dan maakte hij bij de exegese niettemin zelden gebruik van Griekse commentaren. Van iemand die beschikt over oorlogstuig en daar tijdens het gevecht geen gebruik van maakt, zou je dus terecht kunnen zeggen dat het hem in de strijd aan wapens ontbreekt. Augustinus had als kind een beetje taalonderwijs genoten; ooit was er immers gemengd onderwijs in beide talen. Maar hij had op jonge leeftijd een hekel aan die taal en deinsde terug voor het lezen van Griekse schrijvers, iets wat hij op latere leeftijd in de Belijdenissen betreurt.Ga naar voetnoot11. Ik wilde graag heel lang met u praten, maar dit is wat mijn gezondheid toeliet. Rest nog dat u de zeer geachte prelaat Baptiste, bisschop van Senez,Ga naar voetnoot12. en de zeer illustere Antoine van Oraison, burggraaf van Cadenet, namens mij vol eerbied en genegenheid moet bedanken en groeten. Cassandre staat vanaf nu op mijn lijst van oprechte vrienden. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 28 maart, in het jaar 1530 na de geboorte van Christus |
|