2294 Aan Bonifacius Amerbach
[Freiburg, ca. 28 maart 1530]
Een groet. Ik ben niet van plan op zo'n dwaze scheldpartij te antwoorden.Ga naar voetnoot1. Óf ik kan niet oordelen, óf de man is volslagen gek. Hij en Eppendorf hebben hun krachten gebundeld en hij heeft die laatste een of ander geheim in het oor gefluisterd. Want hij was ooit een boezemvriend van me. Want ook Eppendorf dreigt met een vreselijk boek. Dit schrijfsel is evenwel stiekem gedrukt, wat in strijd met de verordening van de Straatsburgse magistraat is, omdat de naam van zowel de plaats als de drukker niet openbaar gemaakt is. Ze lieten de plaats, de dag en het jaar van de Brief staan, zodat de lezer denkt dat het hier gedrukt is. Dat zijn de welbekende Eppendorfse trucjes. Dat spelletje speelde hij ook bij het pamflet van Otto. God zal deze ellendeling ooit weten te vinden.
Ik heb last van een of andere ziekte als gevolg van de droge lucht; met geen enkel middel kan ik mijn darmen op gang brengen. Het ga je goed, mijn beste Bonifacius.
Als je wilt dat er iets naar het hof van de keizer gaat, deze Lieven van mij spoedt zich daarheen; ik ben bang dat het niet echt succesvol zal zijn.Ga naar voetnoot2. Misschien bevindt zich stiekem ergens ook een pamflet van Thraso.Ga naar voetnoot3. Neus wat rond. Ik schrijf een andere keer over Budé. Nogmaals, het ga je goed.
Aan de zeer deskundige heer Bonifacius Amerbach. Bazel