2293 Aan de magistraat van Straatsburg
Freiburg, 28 maart 1530
Aan de magistraat van Straatsburg
Edelachtbare heren, Gerard van Nijmegen heeft mijn Brief gepubliceerd met aantekeningen van hemzelf,Ga naar voetnoot1. dat wil zeggen met gekijf van vrouwen, dat evenmin bevorderlijk is voor de zaak die hij zegt te verdedigen, integendeel, het maakt die zaak eerder verdacht. Daarbij handelde hij in strijd met de zeer terechte verordening van uw stad, aangezien zowel de naam van de plaats als de naam van de drukker ontbreekt. Het is, denk ik, het werk van diezelfde slimmerdGa naar voetnoot2. die zich eerder niets van uw verordening aantrok, door niet één of twee, maar drie keer pamfletten van Otto Brunfels in de openbaarheid te brengen.Ga naar voetnoot3. Die slimmerd weet zich tot nu toe te verbergen, omgeven door rookwolken die hijzelf verspreidt, maar weldra zal Cacus uit zijn grot gesleurd worden.Ga naar voetnoot4. Die Brief van mij schaadde evenwel de zaak van het evangelie niet en evenmin uw stad. Ik heb het immers niet over alle evangelischen, maar over sommigen die door een verkeerde levenswijze de zaak van het evangelie schaden. Ook u (neem ik aan) weet en betreurt het dat er overal een aantal van dat soort mensen te vinden is. Tegelijk raad ik de andere partij aan zich beter te gedragen en niet langer aanstoot te geven, zodat God verzoend wordt en ons weer eensgezind maakt. Dat is waar mijn Brief over gaat.
Iedereen die beseft wat er op dit moment boven ons hoofd hangt, zal, als hij enig verstand heeft, datgene wensen waar ik steeds naar streef en zal streven, dat al dit tumult zonder bloedvergieten tot bedaren wordt gebracht. Maar uit pamfletten zoals er nog steeds door Nijmegen worden geschreven, kan alleen maar groter tumult voortkomen. Laten verstandige en geleerde mensen de pen oppakken, hoewel we eigenlijk al meer dan genoeg pamfletten hebben. Ik geef er weinig om als iemand mij beledigt; als u evenwel voortdurend in uw mildheid de vrijpostigheid van die lieden oogluikend toelaat, zal dat er uiteindelijk toe leiden dat ze al uw bepalingen naast zich neerleggen. De drukker is onbekend, maar de auteur zal kunnen zeggen wie dat schrijfsel heeft uitgegeven, als er een geldige overeenkomst is. Moge de Heer uw stad zegenen.