wie ze duidelijk te herkennen zijn liefhebben. Dat ik u, die naar ik hoor een bewonderaar van mij bent, op mijn beurt genegen ben, is een kwestie van dankbaarheid. Dat ik evenwel zonder enige aanleiding een illuster persoon uit een oud geslacht een brief schrijf, zal misschien als brutaliteit overkomen. Maar als u de twee overwegingen van zojuist accepteert, laat ik het aan Haio Cammingha over eventuele schuld uit te wissen. Want hij heeft mij op het idee gebracht dit waagstuk te ondernemen, door geregeld de loftrompet te steken over uw uitzonderlijke wellevendheid en uw buitengewoon welwillende houding tegenover mij. Ik ben erg op mijn vriend Haio gesteld, niet alleen om zijn eerlijke karakter en gedrag, maar ook om het respect waarmee hij mij behandelt; ik kan en mag zo'n dierbaar iemand, die zoveel voor mij heeft gedaan, niets weigeren.
Zijn gezelschap was geen geringe troost voor me, maar dringende zaken hebben hem tegen ons beider zin bij mij weggehaald. Hij gedroeg zich zo beheerst en voorkomend, dat niet alleen ik, maar ieder weldenkend mens hem mist. Als dit waagstuk om u te schrijven gelukkig uitvalt, zal ik hem dan ook bedanken dat hij mij hiertoe gebracht heeft, en zal ik mezelf gelukwensen dat ik naar hem geluisterd heb. Het ga u goed, zeer illustere heer, met allen die u dierbaar zijn.
Freiburg, 31 januari 1530