2248 Van Bonifacius Amerbach
Bazel, 9 januari 1530
Denk toch niet dat ik een onbetrouwbaar mens ben, zeer illustere Erasmus, omdat ik met de kerst niet gekomen ben. Dat kwam doordat zich op 2 januari onverwachts problemen met de houtsprokkelaars op het land voordeden, toen ik op het punt stond op weg te gaan. Anders had geen enkele vorm van slecht weer of ongemak onderweg mij thuis gehouden en mij belet mijn onvergelijkelijke beschermheer te komen begroeten. Maar ik heb in elk geval minder moeite met al dat oponthoud, omdat ik van onze vriend Frans van der Dilft hoor dat je gezondheid zeer goed is. Telkens weer spreek ik de wens uit dat dit nog lange tijd, of liever altijd zo mag blijven.
Ik weet bijna niet wat ik over de gebeurtenissen hier moet schrijven. Als het de vruchten van het evangelie zijn dat je na een beeldenstormGa naar voetnoot1. ook een ravage aan de sacristieën aanricht, dat je kerkelijke goederen op een veiling voor een schijntje aan bieders toewijst,Ga naar voetnoot2. dat je tevens mensen door middel van boetes, en geen normale boetes, dwingt preken bij te wonen en ga zo maar door, zijn we evident zoals we bekend willen staan, namelijk de meest evangelischen. Het scheelde weinig of we werden zelfs gedwongen naar Oecolampadius' avondmaalstafel te komen. Die goede man is zo gastvrij, hij streeft er zelfs naar dat mensen die niet willen ertoe gedwongen worden. Als de paus zoiets deed, dan was dat tirannie; nu ze zelf aan de macht zijn, gaat het door voor evangelisch. Ik denk geregeld, mijn beste Erasmus, aan de waarschuwing die jij me vaak zo liefdevol, ja, zo vaderlijk gaf: dat er voor jouw gevoel niets goeds van zou komen.
Wat mijn situatie betreft, ik heb de bestuurders van de universiteit al vanaf het begin volgens een concept gedicteerd op welke voorwaarden ik zou kunnen blijven. Ze zeiden toen overal ja op en voegden eraan toe dat te verwachten was dat ik gehoor zou vinden als ik meer zou vragen. Nu merk ik